Reizen over Moskovie
(1996)–Cornelis de Bruyn– Auteursrechtelijk beschermdEen Hollandse schilder ontmoet tsaar Peter de Grote
[pagina 100]
| |
UitleidingOndanks alle gevaren en ontberingen tijdens het jarenlange reizen, komt Cornelis de Bruijn dankzij ‘Goddelyke goetheit en genade’ op 24 oktober 1708 heelhuids terug in Den Haag. Zijn vrienden moeten wel zeer verrast geweest zijn, omdat er al enige tijd berichten de ronde hadden gedaan over zijn dood. Dat laatste is niet zo verwonderlijk, want reizen was in die tijd een riskante onderneming. De Bruijn had dit aan den lijve ondervonden. Zo was hij onderweg overvallen door rovers, voor wie zijn bagage een vette prooi vormde. Hij had daarna het besluit genomen ervoor te zorgen dat hij en zijn bediende nooit alleen hoefden te reizen. Liefst sloot hij zich daarom aan bij een handelskaravaan of konvooi. Als dat niet mogelijk was vroeg of huurde hij bescherming. Bovendien had hij een vuurwapen, waarmee hij zich enkele keren met succes verdedigde. Ook werd hij een paar maal ernstig ziek en hoge koortsen bezorgden hem wekenlang oponthoud. Wanneer Cornelis de Bruijn terug is in de Republiek woont hij afwisselend in Den Haag en op verschillende adressen in Amsterdam. Nu en dan logeert hij enige tijd bij vrienden in Utrecht of Haarlem.Ga naar eind1 In Amsterdam houdt hij zich bezig met het schrijven en drukken van Reizen over Moskovie. Belangstellenden kunnen zijn schilderijen en de tijdens zijn reizen verzamelde rariteiten, bijzondere zaken uit den vreemde, komen bekijken. Deze rariteiten had hij meegenomen in zijn bagage, of, wanneer de gelegenheid zich voordeed, onderweg al naar Holland opgestuurd. Als souvenirs voor hemzelf waren ze niet bedoeld. Een aantal voorwerpen gebruikt De Bruijn als voorbeeld voor de prenten die hij in Reizen over Moskovie laat afdrukken. Daarnaast dienen zijn rariteiten als middel om de op stapel staande publicatie van zijn reisbeschrijving aan te prijzen. Wie namelijk overweegt Reizen over Moskovie aan te schaffen, krijgt de gelegenheid de exotische zaken bij hem thuis ‘in levenden lijve’ te aanschouwen. De Bruijn heeft daar onder andere beeldjes, schelpen, woestijnrozen, opgezette dieren en gedroogde planten uitgestald. De grote nauwgezetheid waarmee hij de objecten afbeeldt staat volgens De Bruijn garant voor de hoge kwaliteit van zijn reisbeschrijving. Ook hoopt hij de interessante zaken uit Azië te kunnen verkopen. Een deel van de meegenomen of opgestuurde spullen was al voor hij op reis ging besteld door geleerden en andere verzamelaars van uitheems goed. De Duitser Zacharias Conrad von Uffenbach is één van degenen die in maart 1711 De Bruijns rariteitenverzameling in de Amsterdamse Hartenstraat gaat bekijken. Dit bezoek maakt deel uit van zijn ‘grand tour’: een educatiereis door Europa. Von Uffenbach noteert in zijn dagboek, dat De Bruijn hem allerhande schelpen, dieren op sterk water en andere zaken toont die hij van zijn reizen heeft meegebracht en die hij verhandelt. Op dat moment is er echter niets bijzonders meer aanwezig. Naar het schijnt | |
[pagina 101]
| |
is het beste al weg en Von Uffenbach vermoedt dat De Bruijn zijn rariteiten uit behoeftigheid verkoopt.Ga naar eind2 Rond 1700 was er zowel in Holland als in het buitenland een groeiende markt voor exotica, kunstvoorwerpen en voorwerpen uit de natuur, de naturalia. Vanaf ongeveer het einde van de zestiende eeuw legden vermogende lieden verzamelingen aan van objecten en afbeeldingen die de wereld in het klein afspiegelden. Ze koesterden hun verzameling in een speciaal daarvoor ingerichte kunstkamer, waar kasten, kunstvoorwerpen en naturalia de muren bijna aan het oog onttrokken. Kleiner behuisden namen hun toevlucht tot een speciale kast met vakken en laden, een kunstkabinet. In zo'n kast kon men stenen, schelpen, insekten, botten en ander klein spul in grote laden met vakverdeling overzichtelijk kwijt. Prentenverzamelingen werden in de laden van het kabinet bewaard. Vanaf ongeveer de achttiende eeuw verzamelde men meer gericht op een specifiek terrein en raakte het bij een bredere laag van de bevolking in de mode om iets exotisch in huis te hebben. Op deze trend wilde De Bruijn inspelen. Boeken vormen een belangrijk onderdeel van de rariteitenverzamelingen in de achttiende eeuw. Het betreft onder andere literatuur over de klassieke oudheid, Romeinse munten, planten, kruiden, dieren en mineralen. Ook prentenboeken, atlassen en reisbeschrijvingen over de streken waar alle kostbaarheden vandaan komen, kunnen deel uitmaken van de verzameling. De twee reisbeschrijvingen van De Bruijn en ook zijn schilderijen, tekeningen, prenten en meegebrachte curiosa bevinden zich in menig rariteitenkabinet in Holland en daarbuiten. | |
Een boek voor een select publiekDe Bruijn wil van zijn tweede reisbeschrijving, Reizen over Moskovie, een zeer aantrekkelijk boek maken. Hij tracht mogelijke kopers te interesseren door middel van een prospectus of ‘bekendmaking’ die bij diverse boekhandelaren ligt. In deze bekendmaking (zie binnenzijde omslag) benadrukt hij de prachtige uitvoering van het werk met meer dan driehonderd platen, gemaakt door ‘de bequaamste en beroemste meesters die hier te lande gevonden worden’. Reizen over Moskovie zal in groot (folio)formaat verschijnen en in twee uitvoeringen verkrijgbaar zijn: een luxe editie die 30 gulden zal kosten en een minder luxueuzere voor 24 gulden. Het welvarendste deel van de burgerij, zoals rijke en voorname kooplieden, functionarissen in dienst van de overheid of de handelscompagnieën, artsen, notarissen en hoge officieren en het patriciaat zijn de potentiële kopers van De Bruijns reisbeschrijving. Het uitgeven van een rijk geïllustreerd boek als Reizen over Moskovie is voor De Bruijn een zeer kostbare onderneming. Van het financiële risico dat hij als uitgever van zijn eigen boek loopt, is hij zich wel bewust. De prijs van Klein Asia, zijn eerste reisbeschrijving uit 1698 die hij ook zelf uitgegeven had, bedroeg ongeveer 15 gulden. | |
[pagina 102]
| |
Voor dat boek had hij van de Staten-Generaal een privilege verkregen, ter bescherming tegen nadruk door anderen. Van Klein Asia waren tussen de 3000 en 4000 exemplaren gedruktGa naar eind3, een ongewoon hoog aantal voor een dergelijk kostbaar boek.Ga naar eind4 Toch was de gehele Nederlandstalige oplage in enkele jaren uitverkocht. De Bruijn laat echter niet nog eens zo'n grote oplage drukken en een privilege vraagt hij voor zijn tweede boek evenmin aan. Reizen over Moskovie verschijnt in een oplage van duizend exemplaren.Ga naar eind5 Bij intekening voor een exemplaar betaalt de koper een deel, zodat De Bruijn papier, koperplaten en arbeidsloon van drukkers en graveurs kan betalen. Bij ontvangst van het boek wordt de rest van het bedrag voldaan. De al eerder genoemde bekendmaking uit de tweede helft van het jaar 1709 spreekt van publicatie in de zomer van 1710.Ga naar eind6 Er moeten onvoorziene problemen zijn gerezen, want De Bruijns reisbeschrijving verschijnt pas in 1711. In september van dat jaar bespreekt Jean le Clerc, een vriend van De Bruijn, diens Reizen over Moskovie uitgebreid in zijn tijdschrift Republyk der geleerden. In dit geleerdentijdschrift verschenen veel samenvattingen van reisbeschrijvingen maar ook besprekingen van godsdienstige, filosofische en andere boeken waarin geleerden geïnteresseerd waren. De Bruijn heeft blijkbaar geen nadere introductie bij de lezers nodig, want bij de liefhebbers van ‘wonderwaardige zeldzaamheden’ is hij volgens Le Clerc al genoegzaam bekend.Ga naar eind7 Helaas stellen de verkoopcijfers van Reizen over Moskovie aanvankelijk teleur. Het is de vraag waarom de verkoop van Reizen over Moskovie tegenviel. Een aantal omstandigheden kan hierop van invloed geweest zijn. | |
Teleurstellende verkoopHangt de tegenvallende verkoop samen met een beschuldiging van Abraham Bogaert? Deze schrijver en reiziger, van beroep (scheeps)arts, apotheker en jurist, betichtte De Bruijn ervan dat hij zijn twee reisbeschrijvingen door anderen had laten schrijven: Veel minder had my kunnen behagen de taale en schryfwyze te volgen, gebruiklyk by de reizigers, aan welke doorgaans verweten werd, dat ze beter oogen om te beschouwen dan pennen om te beschryven hebben: en is dit oordeel niet buiten den haak, tenwaar zy zich bedient hadden van besnedener schachten, als onder meer andere Cornelis de Bruin twemaal gedaan heeft, leenende tot optooying zyner eerste reisebeschryvinge de penne van Gerrit van Broekhuizen, tot zyne jongste die van den arts David van Hoogstraten.Ga naar eind8 Bogaert schreef dit in de voorrede van zijn Historische reizen door d'oostersche deelen van Asia, dat in 1711 verscheen. Dit werk bevat enkele prenten, maar het ontwerp daarvan en de uitvoering van het boek zijn van veel minder kaliber dan Reizen over Moskovie van De Bruijn. Van Hoogstraten was een arts en classicus die zowel in het Nederlands als in | |
[pagina 103]
| |
het Latijn veel had gepubliceerd. Gerrit van Broekhuizen was broodschrijver en vertaalde veel reisteksten. Het is niet erg waarschijnlijk dat De Bruijn de hulp van geoefende schrijvers als Van Hoogstraten en Van Broekhuizen inriep. Gerenommeerde geleerden die De Bruijn en zijn werk al langer kenden, hebben De Bruijns capaciteiten nooit in twijfel getrokken. Nicolaas Witsen en de schrijvers van geleerdentijdschriften Jean le Clerc en Pieter Rabus hebben nergens een dergelijke beschuldiging geuit. Maar bovenal gaf De Bruijn zelf geen aanwijzing in die richting. Juist omdat hij in de voorwoorden van zijn reisbeschrijvingen het gebruiken van het werk van voorgangers en het opnemen van een enkele passage door een terzake kundige uitgebreid verantwoordt, is het onwaarschijnlijk dat hij een geheim zou hebben gemaakt van een ‘ghostwriter’.
De tegenvallende verkoop van De Bruijns reisbeschrijving kan ook te maken hebben gehad met de geringe aandacht die tijdschriften eraan besteedden. De publicatie van Klein Asia was gevolgd door een ware lawine van lovende besprekingen. Aan het verschijnen van Reizen over Moskovie werd daarentegen opvallend weinig aandacht geschonken door de geleerdentijdschriften. Misschien had De Bruijn voor zijn tweede publicatie meer reclame moeten maken bij het publiek en bij de uitgevers van diverse gezaghebbende periodieken. Het zou ook kunnen dat de aanvankelijk slechte verkoop beïnvloed werd door een discussie over de betrouwbaarheid van bepaalde afbeeldingen. Het betrof hier de tekeningen die De Bruijn had gemaakt van een groep tot ruïnes vervallen gebouwen in het Perzische Persepolis. Twee geleerden, de Duitser Engelbert Kaempfer en de Fransman Jean Chardin, hadden deze iets eerder dan De Bruijn bezocht en beschreven.Ga naar eind9 Hun beschrijvingen en prenten verschilden op erg veel punten van die van De Bruijn. Aangezien De Bruijn nu eenmaal geen geleerde was, werd zijn afwijkende interpretatie van de ruïnes niet serieus genomen, alhoewel hij als kunstenaar zeer gewaardeerd werd. Hij moest zijn uiterste best doen om zijn gelijk te krijgen. Dat lukte hem uiteindelijk, door de publicatie van zijn argumenten en enkele prenten in Aanmerkingen over de printverbeeldingen van de overblyfzelen van het oude Persepolis in 1714. | |
Populariteit en vergetelheidIn hetzelfde jaar waarin De Bruijn zijn boek over Persepolis uitgeeft, veilt hij zijn 760 niet verkochte exemplaren op ‘groot en klein pampier’Ga naar eind10 van Reizen over Moskovie. Ook de koperplaten van de prenten gaan onder de hamerGa naar eind11. De reden voor De Bruijn om de hele partij reisbeschrijvingen op deze manier te verkopen kan geldnood zijn geweest, maar ook zijn verslechterde gezondheid. Het is opvallend dat na de veiling het restant van de oplageGa naar eind12 uitverkocht raakt. Waarschijnlijk heeft de koper de partij voordelig kunnen aanschaffen en kon de prijs na het opnieuw op de markt brengen navenant laag zijn. | |
[pagina 104]
| |
Na 1718 neemt de belangstelling voor Reizen over Moskovie toe. Tragisch genoeg is De Bruijn tegen die tijd niet meer degene die profiteert van de stijgende verkoop. Voor de geleerden vormen de ‘fotografisch’ nauwkeurige illustraties in combinatie met de tekst interessant onderzoeksmateriaal. Als in 1725 in ParijsGa naar eind13 het verzamelde werk van De Bruijn wordt uitgegeven in kwarto, een aanzienlijk kleiner formaat dan folio, benadrukt de uitgever het feit dat De Bruijns schitterende prenten en belangwekkende teksten nu voor een groot publiek beschikbaar zijn gekomen. Zijn drie in folioformaat uitgegeven boeken zijn inmiddels zeer zeldzaam en duur geworden.Ga naar eind14 Een keuze uit De Bruijns prenten is voor de Franse heruitgave verkleind nagegraveerd en een editeur voorzag zijn tekst van commentaar.Ga naar eind15 De snel gegroeide belangstelling voor De Bruijns boeken verdwijnt ook weer vrij plotseling tegen de tweede helft van de achttiende eeuw. Wel worden zijn reisbeschrijvingen genoemd in Duitse, Franse en Nederlandse encyclopedieën. Ook in algemene uitgaven over geografie en (kunst)geschiedenis, en in specialistische studies over bijvoorbeeld egyptologie en plant- en dierkunde wordt naar De Bruijns boeken verwezen. De precisie van zijn tekeningen levert zelfs een belangrijke bijdrage aan de ontcijfering van het spijkerschrift. Met behulp van de prenten die hij daarvan in 1704 en 1705 in Persepolis maakte, vindt in 1802 de gedeeltelijke ontcijfering van de tot dan toe onbegrijpelijke tekens plaats.Ga naar eind16 Voor een integrale herdruk van De Bruijns boeken is echter geen markt meer. In 1759 komt in Engeland nog een heruitgave tot stand van Reizen over Moskovie. Ruim een eeuw later worden er fragmenten uit Reizen over Moskovie vertaald in het Russisch.Ga naar eind17 Ook aan het eind van de negentiende eeuw had De Bruijn nog bewonderaars. Zo schreef Eduard Douwes Dekker, beter bekend onder het pseudoniem Multatuli, in 1886 zeer enthousiast over Reizen over Moskovie, dat een vriend hem had toegestuurd: Waarde Zurcher! Grooten dank voor Kees de Bruin, want hy is 't, hy, de beroemde, dien ge my zendt, en niet 'n ter nauwernood bekende reiziger, zooals ge schynt gemeend te hebben. Ik ben er zeer bly mee. [...] Wat ge my nu zendt is z'n tweede reis. [...] | |
[pagina 105]
| |
kere bekwame De Bruin ergens kunnen aanlanden waar hy hartelyker gerecepieerd werd [...].Ga naar eind18 In de tweede helft van de twintigste eeuw ontstaat in wat ruimere kring erkenning voor De Bruijns werk als interessante bron van vergeten kennis. | |
Smaken verschillenVanuit kunsthistorische hoek is de schilder en tekenaar De Bruijn in de loop der tijden wisselend beoordeeld. Na bezichtiging van een groot aantal tekeningen van Palestina, Constantinopel en Caïro schreef Constantijn Huygens junior in zijn dagboek van 1695 dat hij ze wat eenvoudig uitgevoerd vond.Ga naar eind19 Pieter Rabus, de schrijver van het geleerdentijdschrift De boekzaal van Europe noteerde een anekdote over ‘zeker verstandig Heer’ die de tekeningen van De Bruijn had gezien voor ze op een koperplaat nagegraveerd waren. De man had ingetekend op Reizen over Moskovie en hij verklaarde dat hij met alle liefde de helft van de prijs van het boek zou hebben betaald voor alleen maar het mogen bekijken van de tekeningen, zelfs als het nooit tot een uitgave van dat boek mocht komen.Ga naar eind20 Deze tegengestelde meningen betreffen merendeels dezelfde tekeningen. Van De Bruijns originele tekeningen is bijna niets bewaard gebleven. Het is daarom ook moeilijk om een afgewogen oordeel te geven over zijn tekenkunst. Voor zover bekend is er in Nederland maar één originele tekening van Cornelis de Bruijn aanwezig. Deze werd in december 1992 aangekocht door het Amsterdams Historisch Museum en stelt een ‘Balische Slavin’ voor, waarnaar een gravure gemaakt werd die in Reizen over Moskovie afgebeeld is.Ga naar eind21 De tekening is in pen met bruine inkt en penseel met grijze inkt uitgevoerd. De contourlijnen van de tekening zijn met een griffel overgetrokken, wat betekent dat deze tekening gebruikt werd om de afbeelding op een koperplaat over te brengen. Dit wordt ook bevestigd door het feit dat de tekening en de prent elkaars spiegelbeeld zijn. Het is een mooie afbeelding, maar het gezicht van de slavin doet niet aan een Balinese denken. Het juist weergeven van de karakteristieke gelaatstrekken van verre volkeren viel De Bruijn blijkbaar zwaar. Ook de hoofden van zijn Russische figuren zien er bijna allemaal tamelijk West-Europees uit. De Bruijn maakte ook olieverfschilderijen, die door menig kunstliefhebber en geleerde werden aangeschaft. Willem III (1650-1702) bezat drie werken van De Bruijns hand.Ga naar eind22 Ook Nicolaas Witsen had diverse schilderijen in zijn bezit. Verschillende hoogwaardigheidsbekleders in het buitenland stelden De Bruijns portretten op prijs. Toen De Bruijn in 1706 in Batavia verbleef schilderde hij gouverneur-generaal Joan van Hoorn en oud-gouverneur-generaal Willem van Outshoorn. Het portret van Van HoornGa naar eind23 en de prenten in de twee reisbeschrijvingen werden in 1934 aan een nauwkeurige analyse onderworpen door de kunsthistorica Jeanne de Loos-Haaxman, | |
[pagina 106]
| |
‘Balische slavin’
| |
[pagina 107]
| |
die tot de conclusie kwam dat De Bruijn zeker een goed geschoold kunstenaar was, maar niet altijd origineel. Zijn graveurs waren bovendien niet altijd even vakbekwaam, ‘doch wie teekeningen ontwerpt als het werk, waarop vele der verluchtingen van het tweede boek teruggaan en bovendien een portret als dat van Joan van Hoorn nalaat, dien kan men bezwaarlijk slechts een dilletant noemen.’Ga naar eind24 De Bruijn zou niet hebben uitgeblonken in olieverf. Dit werd geconcludeerd uit het feit dat er maar een enkel werk van hem was overgeleverd.Ga naar eind25 De Bruijn zelf achtte zijn afbeeldingen de voornaamste graadmeter van de waarde en kwaliteit van zijn werken. De tekst vormde de omlijsting van de prenten. Over de prentkunst die we in de twee reisbeschrijvingen vinden, lopen de meningen uiteen. In De Bruijns tijd hadden de afbeeldingen niet alleen een esthetische functie, ze werden vooral ook vanwege hun nieuwswaarde zeer hoog geschat. Toen in de achttiende eeuw de actualiteit van zowel de tekst als de prenten minder werd, daalde de waardering evenredig. Vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw vindt men De Bruijns naam vaak in diverse woordenboeken, encyclopedieën en andere naslagwerken, maar de besprekingen van de prenten zijn vaak zeer summier. Slechts een enkele afbeelding werd van belang geacht. In de negentiende eeuw waardeerden vakspecialisten bepaalde prenten juist weer wel, vanwege hun waarde als documentatie van vervlogen tijden. Het grote publiek was hem totaal vergeten. Tegen het einde van de negentiende eeuw was Multatuli's enthousiaste oordeel over Reizen over Moskovie exemplarisch voor een traag maar gestaag beginnende herwaardering, gebaseerd op de schoonheid van de prenten en De Bruijns bijzondere belevenissen en ongekunstelde stijl van zijn reisavonturen. In het begin van de twintigste eeuw herkende Pieter van Eeghen, de kenner van het werk van de graveurs Jan en Casper Luiken, Jan Luiken als de graveur van veel prenten in Klein Asia.Ga naar eind26 Het aantal liefhebbers van De Bruijns reisbeschrijvingen nam door de groeiende bekendheid toe. Tegenwoordig brengt een boek van Cornelis de Bruijn, afhankelijk van de uitvoering en de staat waarin het zich bevindt, enkele duizenden guldens op. | |
Een roemloze doodRond 1714 verslechterde De Bruijns gezondheid en volgens een jongere collega-schilder was hij ‘in 't lest van zyn leven zo wonderzinnig en eigenwys, dat zyn gezelschap voor luiden van verstant onaengenaem wiert’.Ga naar eind27 Mogelijk was hij aan het dementeren. Jacob Campo Weyerman, schilder en satirisch schrijver, berichtte in zijn boek Konstschilders dat De Bruijn noodgedwongen in Vianen woonde: hij [heeft] genoegzaam de gantsche Weereld doorwandelt; doch tot zyn ongeluk de ziel van het Britsch spreekwoort bewaarheid, namelyk, ‘dat een altoos rollende Steen nooit eenig Mos overgaart.’Ga naar eind28 Den rollende kloot van 's Reizi- | |
[pagina 108]
| |
gers leven kwam op 't laatst te stuiten, en vervolgens stokstil te leggen tot Vianen, die beruchte Vryplaats, en veilige wykGa naar eind29 veeler ongelukkigen.Ga naar eind30 In deze plaats waren onder meer mensen met schulden veilig voor hun schuldeisers. In welke jaren De Bruijn hier zou hebben gewoond, vertelde Weyerman niet. Zelf had hij in Vianen gewoond vanwege verschillende problemen met justitie. Had De Bruijn grote schulden? De nietigverklaring in 1715 van zijn testament uit 1701 met een verdeling van zijn bezit onder zijn zusters en hun kinderen zou ook een aanwijzing kunnen zijn in die richting.Ga naar eind31 De Bruijn werd dankzij zijn drie uitgaven zeer bekend, maar vreemd genoeg is er over het precieze tijdstip van zijn dood nergens iets te vinden. In het algemeen wordt aangenomen dat hij in 1727 overleden is in het buitenhuis Zijdebalen. Dit was de woning van David van Mollem, een kunstliefhebber en rijke vriend van De Bruijn.Ga naar eind32 De hierboven genoemde Weyerman schreef over De Bruijns leven en benarde einde: Den vermaarden Kornelis de Bruyn vertrok zich aldaar in een klein Huisje, het voorspook van een aanstaande noch een meer bepaalde Doodkist, alwaar hy eenige tyd den taaien Pekdraat zyns levens heeft uitgerekt, met minder verquikking als wel hooge Jaaren komen te vereisschen. Zeker Heer, noch levende, en woonachtig tot Utrecht, genoopt door een Kristelyk medely, verzorgde dien vermoeiden en geheelyk afgesloofden Reiziger van alle levensnoodwendigheden.Ga naar eind33 |
|