Het verbond(1931)–Henri Bruning– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] Elias (Koningen III, XIX) Moe en stil zijn zij te Bersabee gekomen. Toen wees Elias' hand den knaap, die naast hem ging, ‘Laat mij alleen’ - Want de vertwijfeling had tot den dood van hem bezit genomen. Doolde verwezen voort, een eenzaam stil verdriet dat U, ook nu, om geen erbarmen durfde smeken - nu hij gezwégen had, nu hij den knaap verliet vóór zijne nood diens pril geloof zou breken; nu hij vervreemd en leeg voorbij Uw waan ontwaakt, verzweeg hoe alle deemoed eenmaal slechts stilte laat; hoe hij, zijn leven gevend Heer voor Uw onlesbre Dorst, alleen zijn zonden-schuld klaagliker ging ervaren ‘ik ben niet meer, niet meer dan zij die voor mij waren’; - hoe dan al moed vermoeit, alle verlangens aan het verraden hart als zware ketens hangen; hoe wànhoop deel en doem van alle boete wordt.... Niets, niets geschiedde; einders, einders lang brandden woestijnen; 't brandend zand verkoolde zijn voeten die hun eenzaamheid afdoolden (hoopte hij toch?) een middag, avond, heel een dagreis lang. Weende dien avond niet, wéénde al lang niet meer. Vroeg om geen redding, lei zich zwijgend neer. Groef zijn doorgroefd gelaat in het woestijnzand-branden en smeekte ‘Neem mijn ziel, mijn menselike schande wèg van Uw Aangezicht’, - en zocht vergetelheid voor U, Die eens zijn jeugd zo lieflik had verblijd.... Vorige Volgende