Het verbond(1931)–Henri Bruning– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] De Ontmoeting ....... ‘Zo arme wáán al harde glorie over eigen schoon; zo nutteloze vlucht dat geen Zijn Boetgezanten, troosteloos dolend, horen wilde' en allen zingend en luider-lachend naar hun spelen keerden; zo droef, vergeefs verweer, dat zij de Wrekers doodden die hun toornig woord als donkre gangen door hun leven dreven - een zwarte nacht verzonk hun somber-trotse zwaar-ommuurde land: een wankle, veeg-vervluchtigende schim, een ijdel, spoorloos uitgewist tumult : de ruimten stil en zwart (Is dit de laatste nacht?): geroepnen en gezondnen, allen zijn omgebracht. naamloos en naakt het bloedend Kruislam hangt. toen alles onderging is Hij alleen gebleven en hield, ook om dien zwarten nacht, smekend de schuldeloze armen naar Zijn God geheven gelijk een eenzaam leven, en een wereld lang...’ Toen moest, o klagelike Dood, iedere vreugd wel diepe weedom worden, iedere liefde vals en iedere moed te moe; jaloerse God des Bloeds, toen moest - Uw eenzaamheid ontmoetend wáár hij vluchtend ging - deez schuldeloze knaap wel schuw-beschaamd en bang ten laatste gaan alléén tot U, mèt U - zie, droefenis en schuld werd elke vreugd, elk schoon, en elke daad, dóór U.... O! om nog eens zingend en zorgeloos, Uw droeve Schoon voorbij, te dalen mogen naar de witte zoom der zeeën; nog eens, Uw blindlings Leven vreemd, in zoete waan van deernis, liefde's daad geloven de vluchtig' overgaaf van 't steeds-eenzelvig hart; o hart! - nog ééns van alle derven zingend leven mogen, ééns nog in schone trots zèlve al leed weerstaan; [pagina 16] [p. 16] nog eenmaal heengaan, éénmaal nog zichzelf behoren vèr van dit Lam dat enkel stèrven kent - - jaloerse Liefde-God - Uw Bloed, den deemoed van Uw Bloed, Uw eenzaam alles derven ééns nog vergeten mogen.... Vorige Volgende