De Middelnederlandse liederen van het onlangs ontdekte handschrift van Tongeren (omstreeks 1480)
(1955)–Eliseus Bruning– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. 39]
| |
[pagina 39]
| |
Verwec, verwec dat herte mijnGa naar voetnoot(1)
1. Ver - wec, ver- wec dat her - te mijn,
O mil- de god, des bid ich dy:
Het heeft ont-far- gher valsch ve- rijn,
Ver- der-ver mool, duer staost ham by.
1.[regelnummer]
Ga naar margenootf. Verwec, verwec dat herte mijn
O milde god, des bid ich dy.
Het heeft ontfanghen valsch venijn,
Verderven moet, du en staest hem by.
2.[regelnummer]
Al screyende claegh ich mijn verdriet,
O ihesu christe van hemelrijc,
Ich ben veel swacker dan een riet
Dat daer wasset in den slijek.
3.[regelnummer]
Och valsch ghenuecht, wat dwinxstu my
Met dijnre suetheyt talre stont!
Slaep ich, waec ich en ben niet vri
Waer om mijn hert is seer gewont.
4.[regelnummer]
Daerom so willic my begheven
Ende claghen gode noet,
In hem so willic voert meer leven
Hoe wael bedenct hi hem dijt doet.
| |
[pagina 40]
| |
5.[regelnummer]
Uut veel ioncfrouwen heb ich vercoren
Een maecht der goedertierenheit,
Van hoer so is mijn troest geboren
Dy can verdriven al mijn leyt.
6.[regelnummer]
Mijn hope groet tot deser vrucht
Verdrieft mijns // herten swaerheyt seer,
Ga naar margenootf. Want wisy mint die woert verliecht,
Gepuert van sonden, al waerrer meer.
7.[regelnummer]
Van vrouden moet ich my verbliden
Want ich heb vonden mijn begheert,
Teghen die sonden willich striden
Al ben ich seer daer toe ghekeert.
8.[regelnummer]
Soe wat ghebreket in den werck
Dat vervolle die maghet van den troen
En maeck my in den doechden sterck
Ende gheve hierna dat ewich loen.
| |
Bemerkingen.Tekst. In Horae BelgicaeGa naar voetnoot(1) publiceerde Hoffmann von Fallersleben uit het hs UTR het lied Verwecke, verwecke dat herte mijn als tweede helft van het lied Een blide gesichte (zie lied 9). Het hs TONG geeft beide liederen, geheel gescheiden van elkaar, en met een geheel verschillende melodie; bovendien, goals ook Indestege opmerkte, is elk lied een afgerond geheel : het zijn beide inkeerliederen van het echte soort. Ook in een Deventer hs komt het lied Verwec voorGa naar voetnoot(2). Melodie. Beide melodieën (n, 6 en n. 9) zijn onbekend, goed gebouwd met een homogeen metrum, zonder enige maatwisseling. Ik heb ze genoteerd in een ternair ritme; men zou de vraag kunnen opwerpen, of een binaire transscriptie van beide liederen ook mogelijk zou zijn. Mogelijk is ze zeker, maar het lied wordt er meer bewegelijk door en iets onrustig; daarom lijkt me een ter- | |
[pagina 41]
| |
naire zetting beter, en zeker veel fraaier. De melodieën doen even denken aan sommige zangwijzen uit den Bliiden Requiem van 150 jaar later; ook hebben ze een verwanten klank met Ave Maria, maged reinGa naar voetnoot(1) en Ave Maria, zoete maagdGa naar voetnoot(2). De muziek is weer geschreven door de ‘gewone’ muzieknotator met zijn mooie hoefnagelschrift. De notenvormen en ligaturen hebben hier geen mensurale bedoeling of metrische betekenis. Dit blijkt in beide liederen o.m. uit de overtollige lettergrepen, die hier een gewone, ‘volle’ virga hebben; zie in lied 6 du en, in lied 9 menigher. |
|