De Middelnederlandse liederen van het onlangs ontdekte handschrift van Tongeren (omstreeks 1480)
(1955)–Eliseus Bruning– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina *11-*12]
| |||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||
1) Volgens hs TONG bij het lied Droch welt (f. 119v) en hs UTR zijn deze beide noten lang.
2) Geëmendeerd volgens de 3 andere lezingen.
Och God, wat vrou-der sy hier sma-ken, Dy hoer self vee- ker en
Wy mach te vech-te dat vol- spre-ken: Het sal cler-cker, le-ken ghe-
wa-ker van byn- ken Tot god met puer-re myr-rer ghe- sla- de- lic.
bre-ker;ver clon-ghen Lig-ghen hier al-le ton-ghen on- spre-ke-lic.
Sy voe -ler gods er sma-ken soe-tic- heit, vrou-der tal-re ston- de
Si koe-len hen var al hoers her-ter left in der diep of- gron-de.
Och oft mij so ston-de, ghe- son- de van lus- ten des
vleysch had ic met ws- ter dan sa- lic heijt.
Ga naar margenootf. Och god, wat vrouden sy hier smaken
Dy hoers selfs versaken en waken van bynnen
Ga naar margenootf. Tot god, met puerre mynnen // ghestadelic.
Wy mach te rechte dat volspreken ?
5.[regelnummer]
Het sal clercken, leken ghebreken,
Verclonghen ligghen hier alle tonghen onsprekelic.
Sy voelen gods en smaken soeticheit,
Vroude talre stonde.
Ga naar margenootf. Si koelen hen van al hoers hertsen // leyt
10.[regelnummer]
In den diep afgronde,
| |||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||
Och, oft my so stonde ghesonde van lusten
Des vleysch, had ic met rusten dan salicheyt.
Wach, werlt! Du bist veer van dyen dinghen
Daer wy nu af singhen en clinghen verscheiden.
15.[regelnummer]
Du leefst in menighen leyden, al voels duys nyet. //
Ga naar margenootf. Eer, macht, guet, weeld, daer du na sweves,
Der wijl du hier levest, beghevest wel schire.
Beterstu dye nyet hyere, dy naect verdriet.
Dats reden, want dy hem hier nyet en voecht
20.[regelnummer]
Als hijs heeft wel machte,
Met vreden tot god ende totter doecht //
Ga naar margenootf. Mer heeft ter gheen achte
En mysbruyct sijn crachte, ghedachte int quade,
Verdient egheen ghenade, diet wel besiet.
25.[regelnummer]
Bidden wy god, den grondelosen,
Dat hy ons wil lossen van bosen begherten,
Dat wy so hem met herten dienen moghen,
Ga naar margenootf. Als // wy van hier woerden verdreven,
Dat hy ons dat leven wil geven
30.[regelnummer]
Daer vrede is, vroecht en salicheide vol ghenoege
Suel wy daer dat crighen na deser tijt,
Daer tou hoert een sterven,
Wil wy gheern ons gheven tot hem met vlijt, //
Ga naar margenootf. Wy sullent verwerven,
35.[regelnummer]
Hijn laet des den berven nyet derven, hijs rike,
Hy gheeft gheern mildelike, wil wy doghen.
| |||||||||||||||||||
Bemerkingen.Tekst. Om meer dan één reden zijn deze tekst en melodie hoogst merkwaardig. De tekst was voor het eerst gepubliceerd door HölscherGa naar voetnoot(1) in 1854, en werd meer bekend toen KnuttelGa naar voetnoot(2) hem publiceerde uit hs UTR n. 90. Hölscher vond deze tekst met nog een ander lied in een hs, dat een reeks preken (collatiën) | |||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||
bevat van den Rector van het Zusterklooster te Niesing, Johannes Vege (± 1504). In de inhoudsopgave van deze preken wordt over deze beide liederen aldus gesproken: ‘Item somyghe merklike punte de unse pater uns oick ghesecht hefft in collacien’, waaruit HölscherGa naar voetnoot(1) besluiten wil, dat Vege ook de auteur is van deze beide liederen. Opvallend is wel, dat èn Vege een Windesheimer was, èn ook de zusters van het Niesing-convent deel uitmaakten van de Zusters van het Gemene Leven. Naar de inhoud is het een inkeerlied, heel typerend voor de ascetische mentaliteit der Windesheimers; de wijze echter waarop een en ander in versvorm is uitgedrukt, is wel een bijzonder staaltje van virtuositeit. Knuttel (1. c.) wees er reeds op; en Indestege (o.c. p. 68) spreekt zelfs ‘van een diep uit het gemoed opborrelend lied’, 't Is inderdaad knap gedaan, zonder enige gewrongenheid, zelfs met een natuurlijke losheid, en toch bijna streng in de vorm; men zie bijv. de prachtige, interne rijmen: 't is een echt Rederijkerslied van het beste soort in bijna 17e- eeuwse vormvolmaaktheid. Het ingewikkelde rijmschema komt nog in drie andere teksten voor, die ook alle dezelfde melodie hebben:
| |||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||
Maar welk van deze vier teksten is de oudste? En voor welke tekst is het eerst dit rijmschema en deze melodie gemaakt? - Droch welt me terrent is (behalve de twee eerste woorden) het Latijnse aequivalent en, naar het mij voorkomtGa naar voetnoot(5), de Latijnse vertaling van het eerdere Droch werrelt my griset, en niet andersom. - Maar hoe is de verhouding tussen Och God, Ave pulcherrimaen Droch werrelt? Knuttel (l.c.) is eenvoudig van mening, dat het rijmschema van Ave pulcherrima model is geweest voor Droch werrelt en Och God. Hij haalt voor deze mening verder geen enkel argument aan. Van Droch werrelt my griset zegt hij, dat het een minder zuiver rijmstelsel heeft; maar dat gaat zeker niet op voor Och God, dat in vergelijking met Droch werrelt veel natuurlijker en vorm-technisch veel beter is. Beide zijn inkeerliederen en zuiver producten der 15e-eeuwse Moderne Devotie. - Ave pulcherrima is echter geheel iets anders: het is een Marialied van 7 strofen. Tot nu toe is het slechts gekend uit 4 hss. (TONG, UTR, Brussel en Keulen) en de reeds geciteerde verzameling van Dreves (zie nota 4, bl. 95), De tekst, de stijl en vooral de beel den zijn erg gewrongen. - Wanneer we deze factoren beschouwen,
| |||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||
is Och God verreweg de meest ongedwongen tekst, die zich het meest natuurlijk naar het rijmschema voegt. Daaruit volgt niet per se, dat Och God ook de oorspronkelijke tekst is, zeker - maar om zonder meer aan de Latijnse tekst (Ave pulcherrima) de prioriteit toe te kennen, alleen omdat het Latijn is, volgt nog veel minder! Melodie. Van de melodie kunnen we alleen maar zeggen, dat het beslist geen Gregoriaans is! Ook niet het namaak-Gregoriaans van de 15e eeuw. Het is een fraaie, statige melodie, die op bijzonder gelukkige wijze de mooie vers-structuur onderstreept, zie bijv. versaken en waken, enz. Bij Och God staat de muziek geheel uitgeschreven voor alle drie de strofen; ook bij de twee andere teksten (Ave pulcherrima en Droch werlt me terrent) staat in hs TONG de muziek genoteerd; behoudens enkele varianten, die echter zeer dienstig zijn voor een definitieve vaststelling van de melodische, en vooral van de metrische lezing, is deze geheel gelijk aan Och GodGa naar voetnoot1. In het hs UTR staat de melodie voor dezelfde teksten (Ave pulcherrima bovendien met een discantus, die van dezelfde tijd stamt; en Droch werrelt my griset); in hs AMST staat ook dit laatste lied. Het fraaie Bourgondische hoefnagelschrift waarin dit lied is genoteerd, kan men bewonderen in de fototypische reproductie. |
|