De Middelnederlandse liederen van het onlangs ontdekte handschrift van Tongeren (omstreeks 1480)
(1955)–Eliseus Bruning– Auteursrechtelijk beschermdIII. Over de muzieknotatieAlles wat bedoeld is om gezongen te worden, staat in het hs opgetekend met muziek. Op enkele plaatsen staan een paar lege notenbalken: blijkbaar heeft men vergeten later de noten in te vullen. Nog nergens vinden we een maataanduiding, nog minder een maat-indeling; wèl hier en daar onbetwistbare aanwijzingen, dat deze liederen metrisch zijn gezongen: wat trouwens ook zonder deze sporen tegenwoordig door elk deskundige zonder meer aanvaard is; en wel zo, dat tekst-accenten of ‘slagen’ samenvallen met de eerste noot van elke metrische indeling of maat.Ga naar voetnoot(1) Een twintig jaar geleden verdedigde men nog de stelling, dat in dergelijke liederen die de (wat men toen nog noemde) Middeleeuwse notatie hadden, bijv. DEPB, ook het middeleeuwse ritme van het Gregoriaans (kon) moest worden toegepast. Men vergat daarbij echter, dat men met een beslist metrische tekst te doen had van liederen in het Middelnederlands, dus een Germaanse taal, welke liederen wèl in theorie, en dan door een uitermate bekwaam tekstzegger in een vrij ritme gezongen kunnen worden, maar niet in het praktisch gebruik van en door de gewone man. - Trouwens in die z.g. vrije, a-metrische notatie komen vaak kleinere aanwijzingen voor, die beslist wijzen op een metrische uitvoering, bijv. soms enkele semibreves of zelfs minimae; hier en daar, vooral in het begin, enkele dubbele noten, om de zanger a.h.w. op weg te helpen; het grote aantal overvloedige letter- | |||||||||
[pagina 6]
| |||||||||
grepen; hier en daar zelfs nog een overblijfsel van de laat-middel- eeuwse color-notatie, e. d. Het lijkt mij gewenst hier met een kort woord te spreken over de befaamde ritme-kwestie der eenstemmige liederen van 1100 - 1500. Lange jaren hebben de musicologen en philologen gestreden over de ritmische interpretatie der oude liederen van 1100 - 1500. Men praatte langs elkaar heen en tegen elkaar in, juist omdat men de gulden regel van de logica over het hoofd zag: Qui bene distinguit, bene docet. Er waren teveel factoren met welker invloed men verzuimde rekening te houden: in het bijzonder de tijd van ontstaan en de taal, en ook of men met een kunstlied dan wel met een echt volkslied te doen had. Ten tijde van de ars nova (14e eeuw) gelden andere ritmische beginselen als onder de ars antiqua met zijn rriodale ritmiek; en men kan dus op de liederen der 14e eeuw niet toepassen wat oorspronkelijk bedoeld was voor de liederen der 12e eeuw, hoewel natuurlijk het lied der 14e eeuw bepaalde invloeden heeft ondergaan van de voorafgaande periode. - Wat gold voor het eenstemmige Romaanse kunstlied der 12e en 13e eeuw, zal niet zonder meer opgaan voor een Germaans Minnesängerlied van de 13e, en zeker niet van de 15e eeuw. - En vooral de gecompliceerde ritmiek-regels van het kunstige Troubadours- en Minnesängerlied mogen zeker niet toegepast worden op het echte, ongecompliceerde volkslied, ook al maakt het deel uit van een homophone conductus, en ook al heeft het volkslied heel zeker een steeds krachtiger invloed ondergaan van het geleerde élitekunstlied. Als een der merkwaardigste voorbeelden van deze invloed zien we, hetzij via het eenstemmige Meistersingerlied, hetzij via de polyritmiek der meerstemmigheid, reeds in de 15e eeuw in verschillende volksliederen een afwisselend binair en ternair ritme optreden, wat eerst uitsluitend bij de élitekunst gebeurde, en nu langzamerhand ook tot het gewone volkslied-domein ging behoren. - Men zie bijv. de liederen:
Bij het goede Nederlandse volkslied der 16e eeuw is dit al zo'n gewoon verschijnsel, dat, toen in de tweede helft der 16e eeuw | |||||||||
[pagina 7]
| |||||||||
de Franse psalmmelodieën van Bourgeois en Maistre Pierre werden ingevoerd, deze met hun vrij ritme volstrekt geen bevreemding meer wekten (ik spreek hier uitsluitend over de melodie). - Ook in Duitsland was dit ritme geen vreemde verschijning; men zie de liederen:
Door de isometriek der 17e eeuw ging dit alles spoedig weer verloren en kwam het koraallied en het homogene maatlied tot alleenheerschappij. Het duurde tot het einde der 19e eeuw voordat men besefte wat men verloren had in ons vrij-ritmisch Middelnederlands volkslied, Een der eersten, die de waarheid hieromtrent begon te vermoeden, was Florimond van Duyse, die in zijn ‘Het eenstemmig Fransch en Nederlandsch wereldlijk lied’ (z. j. - 1893) moedig begon te breken met een traditie van eeuwen. Toch kon hij zich niet helemaal losmaken van de heersende opvattingen over de homogeniteit van de maat in het Nederlandse volkslied: daarom werkt hij voortdurend met triolen. Hugo Riemann volgde hem enigszins, maar wrong alles in een binair ritme, zonder triolen maar met syncopen! - Door moeizame studies is het ware inzicht in het lied-ritme de laatste 20 jaar gelukkig weer hersteld. Des te onbegrijpelijker is het, dat er nu nog volkslied-deskundigen zijn, die voor de liederen der 15e eeuw geen afwisselend ritme willen toepassen, maar ófwel aankomen met de modale ritmiek der 12e en 13e eeuw!, ófwel voor diezelfde liederen nog ‘Choral-Rythmik’ verdedigen, ófwel, als er geen andere uitweg meer is, maar spreken van ‘Nachlässigkeit’ van den schrijver. Dat is een wel erg simplistische oplossing!Ga naar voetnoot(1) De muziek van het Tong. hs is door vier verschillende handen geschreven; behalve de mensurele notatie vindt men de overige 3 soorten bij de fototypische reproducties. | |||||||||
[pagina 8]
| |||||||||
|
|