| |
| |
| |
Hoofdstuk XVI.
Het verzonken Kontinent.
Boris Gospodar was ten prooi aan een groote neerslachtigheid. De gebeurtenissen, die zich buiten hemzelf hadden ontwikkeld, lieten in hem een ranzig bezinksel na.
Hij kon zich niet harden een wilsbesluit aan den loozen twijfel te ontwringen. Eén moment, het gelukzaligste van heel zijn leven, was hij naar extaze ontheven geworden, toen zijn innerlijk leven met de buitenwereld op een trefpunt samenwentelde, en hij het wederbeeld van zijn ideaal in de ervaringsfenomenen zag afgespiegeld. Het was een onvergetelijke dag geweest. In zijn hartslag had het unisono nagetrild van heel de schepping, en een gezegende verrukking was over hem vaardig geworden met de blijde boodschap dat hij een godgeteekende wegbereider zijn zou voor de menschelijke lotsbestemming. Nu zag hij deze sferen weer uit elkaarwijken, onvereenigbaar, nu ontvlood de realiteit zjin psychisch leven en de kracht begaf hem, tusschen beide oevers, die zich aldoor verbreedden,
| |
| |
om uit te monden in de doode zee van het Nietzijn, de brugbouwer te worden.
Hij had gemeend in het gebeuren den geloofskern van een elyseisch Nieuwland te kunnen overstorten, en hoopte dat deze kristalvorming heel de sociale structuur met verreinde glanzing zou omstralen.
Nu kwam hij tot de weemoedzware belevenis dat de gestalting van het Paardijs in de gemoederen niet dit ethisch sediment had neergelegd waardoor een duurzaam voorbestaan zou worden gewaarborgd. Het tweespalt tusschen den tijdgeest en het gesaneerd sociale midden, waarin hij zich moest voortbewegen, was onoverbrugbaar. Boris erkende zijn dwaling, aan de almacht van een sociaal experiment te hebben geloofd. De valschheid van het historisch determinism trad schril aan het licht. Hij besefte dat de kunstmatige aankweek van een ideaalmensch, die de resultante zijn zou van zuiver maatschappelijke komponenten, een gevaarlijk drogbeeld is omdat geen rekening wordt gehouden met de psychologische waarden die zoomaar niet in één handomdraai worden omgekneed. De milieutheorie als onfeilbaar geneesserum tegen de moreele verwording was een valsche gids voor sociaal heilwerk. Boris Gospodar was over deze fondamentale waarheid heengestapt: de wereld ontspringt in den mensch. De uitkom van een vita nuova, waarin de gemeenschap tot de onbelemmerde ontwikkeling
| |
| |
van al haar geestelijke mogelijkheden zou gedijen, kon enkel aanbreken, als de menschheid de hoogvlakte van den louteringsberg had bereikt.
Organisch moest de nieuwe zijnsorde voortvloeien uit het bewuste ideaalgebod van heel de schare, en de wordingsdynamiek der dingen motorisch beheerschen. Hij en zijn gezellen. Wat hadden zij bereikt? Enkel de begeestering van hun volgelingen voor animalische en vegetatieve doeleinden. Was de roep om brood de verkondiging van een hoogere menschelijkheid? De revolutie had zich in haar verwezenlijking geparodieerd, en de vermeende geestelijke adem die haar aanstreek, was een wasem van het slijkerigste massainstinkt.
Het marxistisch evangelie werd andersomgekeerd door de teugellooze omwaarding aller waarden. ‘Eigendom is diefstal’ was geworden ‘Diefstal is eigendom.’
Boris bewonderde de ontzaggelijke geloofvastheid, waarmee Kralin zijn dogma trouw bleef. Was het de verblinding van een fanatieker of de uiterste strijd om zelfbehoud van een desperado? Nooit zou Gospodar Kralin onedele drijfveeren hebben toegedicht. Kralin was de zegezekere daadmensch, die nog de betrachting koesterde de phenomenenwereld empirisch te kunnen omscheppen.
Alhoewel hij zijn ontslag in beraad hield bleef Boris Gospodar voorloopig deel uitmaken van den
| |
| |
oppersten raad. Onder den hoogdruk der volksmisnoegdheid had de regeering onderhandeld met vreemde grootmachten en door koncessies op het stuk der vroegere buitenlandsche schuld, verkregen, dat het handelsverkeer werd heropend. Toen iemand Kralin voorwierp, dat dit een inbreuk was op de onaantastbaarheid van zijn beginselen, zette hij een superieur gezicht. Hij weervoer dat enkel mangel aan politiek doorzicht zulk een konkluzie kon ingeven. Wat zij aanzagen voor een diepgaand grondverschil was immers enkel een wisseling van taktiek. In afzondering kon Satrapië zijn levensvatbaarheid niet gaaf houden en werd tot atrophie gedoemd. Door de heraanknooping van betrekkingen met de nabuurstaten, ja zelfs met de meest kapitalistische, kreeg Satrapië kans zijn invloedsfeer uit te breiden en zelfs het aspekt en de structuur van die staten eenmaal te wijzigen. Het werd nu een zuiver machtvraagstuk, en Kralin zou niet aarzelen de meest voordeelige oplossing te vinden. De buitenlandsche propagandadienst werd versterkt. In alle vreemde legers, in de marine zouden kernen van segregatie worden gevormd. De koncessies die men in ruil ging afstaan, waren toch infinitesimaal gering. Vreemde consortiums zouden weliswaar naar Satrapië kapitalistische nederzettingen uitzenden om de nijverheid te financieeren, maar alles gebeurde onder streng staatstoezicht. Van revolutionnair
| |
| |
standpunt uit was dit dubbel gewin: terplaats het handelsboni van rechtgeholpen ondernemingen, het einde der werkeloosheid, de uitroeiing van het pauperism, elders zou Satrapië den vijand in zijn eigen vesting ondergraven.
Zijn fraaie feitenvoorstelling sloeg niet zoo makkelijk in. Een paar volkskommissanssen beschuldigden hem openlijk den stillen vennoot van het kapitalism te worden. Zij dreigden met ontslag en zouden het geval ruchtbaar maken.
Kralin zei onverstoorbaar: ‘Verzint eer jullie begint, kameraden en let wel, wie niet met mij is, is tegen mij.’
Zijn tegenstanders weervoeren dat zij in den schoot der telluristische partij een oppositiegroep zouden stichten. Zij vertrokken en sioegen de deur hard dicht.
Kralin getuigde nog aldoor van ijzeren zelfbeheersching en klaar daadbesef. Pas waren de opponenten vertrokken of Kralin stelde voor een aanhoudingsmandaat tegen de afvalligen uit te vaardigen.
- ‘Maar ze stonden toch met ons zij aan zij als de groote slag werd geleverd’ opperde Boris Gospodar, ‘Een meeningverschil tusschen partijgenooten kan toch anders dan draconisch beslecht worden!’
- ‘Laat ons acht geven op den zin der dingen
| |
| |
en niet op den schijn, waarde Gospodar. Oppositie wordt gezegd. Jullie bent goed in God. Zij zijn verbitterd heengegaan en morgen roepen zij de malkontenten te wapen tegen ons. Gouverner c'est prévoir! Het zijn volbloed contrarevolutionnairen en de sancties tegen dit slag van hoogverraders zijn U bekend!’
Bij dageraad werden de ontslagnemende volkskommissarissen van hun bed gerukt. De dievenwagen voerde ze naar een vaal terrein. Als de zon rees lagen zij gefusiljeerd.
Boris kon zijn walg niet langer verheelen. Die tragikomische kultus van den manslag als gebruiksaanwijzing voor sociale voorzorg zat hem dwars. Hij herinnerde zich met wijdingsvolle pieteit Kerniloff den dichter, in leven volkskommissaris voor kunst en wetenschap. Hoe vaak had deze man, wien de edelgeaardheid in den fijntrek van het wezen geboetseerd lag, Kralin en hem den handslag gegeven, ter bezegeling van hun parool en onverbreekbare trouw? En hoe vaak had Kralin zelf hem niet tot voorbeeld gesteld voor hen allen, den maat in hun zegeopmarsch, dien hij nu verdwaasd den Kaïnslag had toegebracht! Werd heel de regeneratiezending dan teruggebracht tot de storting van broederbloed, en zou ontbinding haar werpen in een macaber avontuur? Moest de wedloop naar
| |
| |
de macht onderweg den mondzoen ontvangen van die scharlaken bruid: de moord?
Eens met Kralin samen, bond Boris het gesprek over deze motieven aan, en betuigde zijn weerstreving tegen alle terreur met ongemeene heftigheid. Kralin liet hem uitwoeden en ontspon zijn repliek onvermurwbaar:
- ‘Je verwijt de revolutie, over heel de lijn te wijken Boris, en zich recht te houden door geweldpolitiek ook jegens medestanders. Wat onzen momentanen achteruitgang betreft, laat ik je geruststellen. Wij trekken terug om onze aanloop beter te kunnen nemen. Wij waren reine dwazen als wij de politieke profetie als een vrijgeleide in optima forma naar de toekomstwereld hebben aangewend. Hoogstens had ze de waarde een magisch slagwoord te zijn voor de massa. Als zoodanig heeft ze dan ook alle bruikbaar nut afgeworpen, en bij dit utilitarism ben jij van een niet te onderschatten offervaardigheid geweest, waaraan ik graag hulde breng. Maar eenmaal de kogel door de kerk, eenmaal de bewindvoering in onze handen overgedragen, begon de zwaarste opdracht: dat was de overwinning te consolideeren. En hier ligt de knoop van het vraagstuk. Ik moet toegeven dat het een gordiaansche knoop is. Het zal je dus niet langer verbazen, dat ik een zwaard grijp om hem door te hakken. Wij waren
| |
| |
illusionisten, die de bevrijding van ons land hebben begroet als een wereldschokkend phenomeen. Wat wilden wij verwekken: een aardbeving in het rijk van den Geest waarvan de trillingen zich zouden voortzetten naar de maatschappelijke oppervlakte. Wat werd bereikt? Een zuiver plaatselijke stoornis, die dreigt in zichzelf uit te sterven. Daarom, instee van ons te schikken in de rol van tortelduifjeskweekers voor het pacifism, moeten wij trachten onze hegemonie uit te slaan naar alle richtingen, en zorgen voor stokebrand bij onze naburen. Wij waren toch bestrevers van de wereldrevolutie, geen dorpspolitikasters, die niet verder zien dan de horizont!’
Deze welsprekendheid stiet ditmaal af op Gospodar's scherpen twijfel:
- ‘Het imperialism als voertuig voor demokratie. Waarde Kralin, dat is kunst en vliegwerk, de verzoening van water en vuur, warm en koud blazen uit denzelfden mond. Je vervalt in het regeeringsdefekt dat je eens hebt aangevochten. Ik weet, je zult hiertegen aanvoeren het staatsmachiavellism dat stapvoets aanrukt naar een doel onaangezien de middelen. Maar ik voorzie het oogenblik, dat je door de muntschrooderij in je daden, finaal de middelen als doel gaat beschouwen en verstrikt geraakt in het net dat je zelf spint-’
| |
| |
- ‘Dan heb je geen hoogen dunk van mijn doorzicht naar ik merk’ grinnikte Kralin.
- ‘Ach laat dat er buiten! De feiten zelf spreken toch boekdeelen zonder dat je er bijbedenkingen dient aan vast te knoopen. Je zal me toch niet probeeren diets te maken, dat je nog steeds onverroerbaar staat vastgeworteld in je geesteshouding van eertijds. Tegenover de galerij kan je de gochemerd spelen, al naar verkiezen. Ik althans laat me geen rad meer voor oogen draaien. Het begon met een ode aan den vrede en de roep om brood. Pas zit je aan de leiding of je wapent den vrede tot de tanden. Als paradoks, als geestelijke piroeet kan dat er door. De integrale marxist van vroeger is teruggeëvolueerd naar behoudsgezindheid op grond van de enormiteit: Wil je vrede, bereid je dan ten oorlog. Gister revolutionnair. Vandaag liberaal progressist, wat morgen? De lijn loopt voort, en jij zult ze niet uitstippelen Kralin. Je meent de teugels te mennen en zit zelf in 't gespan. Je meent de verschijnselen rond je om te vormen op de tafelen der waarde, en een hand, je weet niet van wie of waar prent er een ander inschrift, zonder dat je merkt dat de teekenen werden omgesteld. Je scherpzinnigheid zit aldoor op den uitkijk, en achter haar rug om voltrekt zich het onafwendbare, waardoor ze wordt blindgeslagen! Je rent van stal in machtsdeli- | |
| |
rium en als je weerkeert na princiepenrit ligt de stal vervuild. Wat wordt je heele maatschappelijk experiment zonder ethisch leidmotief? Konstateer zelf! Een hel van verschrikking! De heerschappij van bloed en ijzer. Komt allen mee: er is wat moois te zien: De meiboomplanting voor een knekelhuis!’
Boris was zijn ontroering niet langer meester. Zijn tranen vloeiden overvloedig. Toen hervatte hij zich en sprak moeizaam:
- ‘Het was een satansche bekoring. En wij lieten ons verschalken door de pomperij. Wat willen wij den loop der dingen bestieren en onze menschelijke zwakheid tooien met een almachtpanacea? Het looze gespeel van den verzoeker weeft zich in ons levenslied, en voert ons naar een giftbron, die verontreinigt de klare daad. Wie vlecht de draad in het rijgsnoer der kausaliteiten? Is heel de schepping niet één waanzinronde? Is het niet de hellevloek voor den gevallen enge! dat hem slechts schimmenspel en schaduw werd gegeven voor den honger van zijn handen? Ieder draagt zijn noodlot in zich mee. Uitverkorenen zijn zij die zich eraan ontworstelen tot den gratiestaat. Ik werd geslagen. Het was de dwaze aberratie van iemand die zijn zondenregister wou aanleggen als het grootboek der geschiedenis. De debetpost bleef ongedelgd: Moord. De wereld wou
| |
| |
ik verzetten om mijn schuldlast af te wentelen. Het was een titankamp naar de genade. Maar de vordering is vervallen!’
Boris werd wasbleek. De wankelvlam die door zijn oogen lichtte was gebluscht, de klimming van zijn kracht geknot.
Kralin had met onbewogen masker geluisterd, en niets aan zijn stem verried één weerklank van Boris' woorden:
- ‘De waarde van heel je betoog Boris, is zuiver episodisch. Wat jij voor wezen aanziet is schijn. Heel je biecht kan ik je nazeggen. Er is alleen de sterktegraad waarmee ons gemeenschappelijke lotsbestemming door ieder van ons wordt getorst. Deze individueele differentieering is echter zaak van temperament en van karaktergehalte. Zij kan den zin van het gestelde probleem niet beinvloeden. Onze geestelijke doseering is grondverscheiden, bij jou met zuivere sentimentswaarden niet onvermengd. Ieder bekijkt de wereld door zijn lens. Maar er zijn zendingen die alles primeeren: de roerselen van het hart en de geestesgaven. Alleen door uitschakeling van je persoonlijke verzuchtingen kan je het algemeengeldige benaderen!’
Een stroeve nonkel speelde langs Boris' mondhoeken.
- ‘Mooizoo’ repliceerde hij schamper: ‘Je
| |
| |
eigen booze genius geef je kordaat den handslag, en zendt hem, den zwarten engel, uit als een heraut!’
- ‘Ethische spitsvondigheden Boris, die afslijten op den hardsteen van de geboden die wij na te volgen hebben. Je gemoedsoverprikkeling belet je, uit zwakheid en moreele inzinking tabula rasa te maken over alle secundaire buitenissigheden. Ik zeg je meer, maar schrik niet voor de scherpte van mijn oordeel. Nu we toch den lantaarn der ethiek bij het geval hebben opgestoken. Je bent nooit revoltionnair geweest uit roeping. Als een speelbal heb je geschommeld, zonder je leven te kunnen dwingen naar de strakke richtlijn van een ideaal. Je meende met de moord op Barine Ossip de voorbode te zijn van de revolutie. Reme dwaas die je was! Pegel toch tot op den bodem. Wat dreef je tot de revolutie? Ik zal het je zeggen: een onder heroism weggeschminkt schuldbesef, dat verlangde door de maatschappelijke omwaarding der waarden uitgewischt te worden en vrijgepleit. Je krankzinnig heimwee naar een edeler vaderland was een variante op het moordinstinkt. Je zal tegenwerpen dat ik mezelf voor de borst moet slaan, om wille der terdoodveroordeelingen die ik heb bekrachtigd, en schijnbaar zet je me schaakmat. Maar let toch op het distinguo, Boris! Ik handel in
| |
| |
dienst van een ideaal. Jij gaf gehoor aan een blind impuls, dat je daarna uit lafheid als ideaal hebt vermomd!’
Doodelijk getroffen kromp Boris onder de onthulling. Kralin had den vinger op de wonde gelegd.
- ‘Als geboren misdadiger zijn de gebeurtenissen je waarachtig meegevallen’ vervolgde Kralin onverstoorbaar. ‘Je manslag is als heldendaad verheerlijkt geworden en werd een sociale deugd. Maar alleen het feit dat je nu aarzelt haar verder toe te passen als lid van den executieven raad, bewijst dat haar aanloop niet zat dààr waar je meent. Je pacifism je menschelijke grootmoedigheid zijn bedriegelijke vormen van een wroeging, die je nog niet openlijk te belijden dorst, uit wankelmoedigheid. Je hebt de revolutie beschouwd als een waschhuis voor je verontreinigde ziel!’
Kralin had zijn oogmerk bereikt. Hij zag in Boris het konflikt zijn einde naderen dat hem zou terugstorten in het wargaren van een onevenwichtigde psychologie. De Moor had nu voor hem zijn rol gespeeld. De Moor kon gaan.
Boris glimlachte stroef. Nu zag hij de ware gedaante van Kralin: een alchimist in het bloedexperiment. De sportman der terreur.
Kralin zou hem den laatsten stoot toebrengen:
| |
| |
- ‘Jouw geval, Boris, releveert van het gemeen recht en heeft met het geschiedkundg gebeuren van deze tijd niet het geringste raakpunt. Je zal er natuurlijk de konsekwenties weten uit af te leiden. 't Is de banaliteit zelf: een geestelijke retraite om weer kontroolvastheid te verkrijgen over je ontredderde vermogens. Hierop wensch ik je goeden avond. Ik moet het staatslaboratorium nog even opschellen om te hooren hoe het staat met de nieuwe gifgasformule voor het leger.’
|
|