| |
| |
| |
Hoofdstuk XIII.
De Scharlaken Kristus.
In stormtempo ontwikkelde zich het gebeuren over Satrapië. Het volk, de grauwe massa, verhongerd en gekneveld sloeg allerwegen aan 't muiten tegen de machthebbers. Sporadische pogingen tot oproer werden in de kiem gestikt. Bloed kleurde de keien in de havensteden, waar revolutionnaire benden het gezag gewapenderhand naar de keel vlogen.
De bestendiging van sociale misstanden - lange werkuren, lage loonen - waren bij het volk de eerste spoorslag tot verzet. In bloc werden de massamenners en geestdrijvers om hals gebracht. Uitzonderingsrechtbanken velden doodvonnissen om de tien minuten. Maar noch de afkondiging van den staat van beleg, noch het executiepeloton zouden vermogen het ferment dat opgistte in het volksgemoed weer te doen invallen: Al stuiptrekkingen van een bewind in agonie.
De schildheffing van de revolutionnaire heirscharen was nakend. Wie door het zwaard regeert zal door het zwaard vergaan. Gekende telluristen
| |
| |
werden vogelvrij verklaard en ontzaggelijke sommen werden op hun hoofd uitgeschreven.
Spijts al deze maatregelen, was de regeering de samenzweerders, de occulte krachten die haar stellingen ondermijnden niet op het spoor gekomen, ondanks huiszoekingen, ondanks verscherpte censuur. De regeeringspers wierp alles in de bres om de volkspsychologie naar een gunstiger stemming om te keeren. Scribenten en tienstuiversgasten betoogden dat de krisis voor het bewind moeilijk was om doorworstelen omdat zij een uitvloeisel was van den oorlog en al zijn verschrikkingen, en dat diegenen die den koning wilden onttronen en het heft in handen nemen, bezoldigde handlangers waren van rivaalstaten, willige werktuigen van de vreemde annexatiepolitiek, waarvoor men zich moest hoeden, wijl zij het Vaderland voor een handvol zilverlingen wilden verkwanselen.
De openbare gebouwen werden door soldatenhagen bewaakt. 's Avonds om 9 uur blies men taptoe en was het verboden zich na dien tijd nog op straat te wagen. Het treinverkeer werd beperkt om een samentrekking van de rebellen te verhinderen. Daarentegen stonden militaire konvooien in vorming om door snelle verplaatsing elk mogelijk punt te bereiken, waar de revolutie zou kunnen ontbranden. Maar trots al deze veiligheidsmaatregelen beseften de machthebbers maar al te goed dat hun
| |
| |
rijk ten einde liep en dat uit de segregatie van het inelkaarstortend regiem een kolk van chaoskrachten opwoelde, die het land in een baaierd van verschrikking zou neerwerpen. Het was een worsteling op leven en dood. Nauwelijks was het oproer in deze streek ingedrukt of het ontbrandde alweer verderop. De havensteden werden haarden van bestendige agitatie, hommelnesten waar het rapalje onvindbaar zijn aanslagen beraamde. De recherche had de handen vol, maar zoo spitsneuzig kon haar speurzin zich niet aanscherpen, of het netwerk der intrigues spon zich toch onverbroken om haar heen. De geduchte vijand was nergens en overal. Besluitwetten werden uitgevaardigd waarbij het den politieagenten bevolen werd op ieder verdacht individu te schieten zonder meer.
Boris, het zienlijk hoofd van het revolutionnaire comité, was sedert geruimen tijd het mikpunt van detectieven en opsporingsagenten. De sociaalpatriotten, die nog steeds het landsbeleid mee waarnamen, en die als theorie huldigden dat de schadelijke invloeden van het kapitalism op den enkeling meteen worden opgeheven als deze enkeling het tot kapitalist brengt, schuimbekten van verbeten woede omdat het spoor van Boris Gospodar hen ontging.
Tot dan toe waren zij er in gelukt, zij die omhoog geparasiteerd waren op de machtgolf van het proletariaat, tijdig een stuwdam op te werpen om
| |
| |
den springvloed te keeren, en de bourgeoise had dan ook de erkentelijkheid voor hun dubbelspel betuigd met goedgekwoteerde aandeelen in allerlei zeer rendeerende ondernemingen. Met hulpeloozen weemoed herdachten zij den gezegenden tijd, toen hun medestanders zich nog met een meetingfraze om den tuin lieten leiden, en goedmoeds zand in de oogen strooien. 't Was alles nu voorbij: Weg de baatgevende kompromissen, die hun toelieten akrobatisch aan volte face te doen, het proletariaat te paaien met trapsgewijze hervormingen om het in den reformistischen tredmolen te houden. Het was eenmaal politiek onfeilbaar de kapitalisten te bedreigen met den revolutieboeman, en eerst het torment te bezweren als hun een portie van den grooten koek werd toegeworpen. Maar nu hun volgelingen met heele syndicaten naar een ander kamp overliepen, bleek ook de bourgeoisie het dienstbetoon van de gewezen leiders naar waarde te schatten, en liet de herders zonder schapen hoffelijk uitleiden. Daar stonden zij nu met langhen neuse, zielsverlaten, valschspelers aan hun eigen truc beetgenomen. Zelfs geen nooduitgang werd hun geboden in deze zwarte kamer waar de vuurvonk aldoor dichter naar het kruit sloop. Het dubbele politieke voorhoofd van de socialistische partij was erg gerimpeld, en wist niet meer naar welke windstreek zich te keeren. Onder de gier- | |
| |
vlagen van het tempeest draaide de orientatiewijzer van hun kansenspel verloren.
Boris Gospodar zag het historische moment naderen dat zijn land naar een keerpunt zou voeren. Op heroischen adem wiekte zijn geestdrift naar de aetherzone tusschen droom en daad. De dweepzucht van voorheen had zich hard gestaald, en als een beproefd kamper ging hij het konflikt in zijn geest omvademen om het daarna naar de richtlijnen van een nieuwen maatschappelijken status uit te bouwen. Lang had hij geaarzeld vooraleer den ultiemen stap te wagen. En met al de kracht die in hem was had hij zich tegen de bloedbegeerte als zoenoffer voor het doorstane leed gekeerd. Maar toen hij waarnam, dat de loop der maatschappelijke gebeurtenissen, met het geestelijk processus dat zich in hem gelijkwaardig ontwikkelde in harmonischen samenhang was, zwond de laatste twijfel. Hij zou dus bij de begenadigden zijn wien het gegeven wordt, één stond van hun sterfelijk leven de algeheele vervloeiing van hun omwereld met hun geest te ervaren. Zoolang hadden denkers en wijsgeeren zich verschanst, daartoe aangedreven als zij werden door een tyrannieke werkelijkheid die voor hen gesloten bleef, in een denkbeeldige sfeer waar geestelijke genietingen chimaerisch bleven. Door de omwerping van de oude orde, zou het voorportaal oplichten langswaar de
| |
| |
geest tot de aardsche dingen kon intreden en ze doorlichten, adelen met zijn glans.
De ‘Club der telluristen’ had bij den aanvang van de terreur, om de bloedige onderdrukking te ontwijken, aziel gevonden in een vervallen huis, diep gelegen in de verre voorstad van Babelsburg. Niets aan het aspekt van het bouwvallige krot kon verraden dat van daar uit het parool ging alover het land. Ontelbare malen was de politieraid in die richting uitgegaan, zonder op het verlaten huis acht te geven. Het net was evenwel met sterke draden aangemaasd. Op 200 meter in de ronde werd de eerste schabletter die zich op verkenning waagde vliegensvlug gesignaleerd, en geen tien minuten later stond het heele comité met zijn propagandaschriften en documentatie buiten de walmuren van de stad in vlakke veld. De politie opereerde in het luchtledige.
Boris Gospodar droeg op zich de planverdeeling van het telluristisch kernstelsel. Aanhangers en vertrouwensmannen bewerkten alle middens, vanaf de vakbonden tot de staatsdiensten.
Vooral de railwaymen hadden zich in dichte drommen bij de revolutionnairen aangemeld. De door hen verstrekte gegevens waren van onschatbare waarde. Al de troepenverplaatsingen werden door hen per ijlbode overgeseind met opgave van de bestemming der nachtkonvooien.
| |
| |
Om nutteloos bloedvergieten te voorkomen besloot Boris Babelsburg bij verrassing met een alzijdigen opmarsch van al de Tellurlegioenen in te nemen. De bezetting van het Parlement en de openbare gebouwen zou de omsingeling beeindigen. Daarom was hij voornemens, de Tellurcellen in grensplaatsen ver van de hoofdstad opdracht te geven ter plaats een opstand te simuleeren om Babelsburg zijn garnizoen te onttrekken. Lukte de schijnbeweging en werd de regeering verschalkt, dan zou het bevel komen in de staden die kreitsvormig Babelsburg omstippelden, het uit zijn middelpunt gedreven leger van zijn stutpunt af te zonderen en in gevecht te lokken. Onderwijl zou uit de stadsnabije sectors het proletariaat oprukken en den grooten slag slaan. Dit ontwerp bood, naar hij veronderstelde de meeste kansen. Boris besloot de hoofdmannen van het kernstelsel in geheime samenkomst te beroepen, en samen het cyfercodex voor de groote gebeurtenis aan te leggen.
Het occulte eedverbond was vereenigd. Boris ontwikkelde het aktieplan en legde het voorstel ter bespreking. De opwerpingen waren gering. Boris betoogde dat het nu zaak was het generaalkommando van de revolutie aan een hunner over te dragen. De vergadering wilde hem met die functie bekleeden. Vermits hij de ontwerper van het plan was, viel ook de uitvoering in zijn lijn. Toen acht- | |
| |
te Boris het psychologische oogenblik daar om de bekentenis af te leggen, die hij jarenlang verzweeg:
- ‘Kameraden! Ik zou volgraag de leiding opnemen. Evenwel moet het mij van het hart, dat een vreemd tweespalt mij in dezen beklemt, en me voor den eindstap doet terugdeinzen! Meen niet dat ik de konsekwenties, ook de uiterste, van mijn overtuiging niet aandurf, maar het dilemma raakt dieper dan een uwer wel vermoedt. God is mijn getuige dat mijn verzuchtingen rein zijn en dat ik niets anders beoog dan de menschheid trouwelijk te dienen. En toch: er ligt een schaduw op dit alles. Jullie vreezen net als ik, dat de revolutie geen vreedzaam verloop zal hebben. Denk aan de verwoedheid van onze tegenstanders. Het zal gaan: hard tegen hard! Er zal bloed worden gestort. Misschien is het ons bloed kameraden, en dan kunnen wij de oogen sluiten over deze wereld met het stille bewustzijn dat wij voor haar ontheffing zijn gevallen. Maar misschien vloeit ook het bloed van anderen. En daar ligt de pijnvraag die mij belegert. Ben ik niet de speelbal van een duister schiksel dat een ingeboren criminaliteit in mij bedriegelijk in schijnschoone leuzen huit en idealiseert, om mij verblind te doen tuimelen in de verdwazing van den moord, die loensch loert
| |
| |
aan de verste uithoeken van mijn denken?’
De stemmen van zijn medestanders sloegen kruiseling op hem in.
- ‘Heel de geschiedenis is één bloedgenesis!’ lispelde traag-ernstig Kerniloff de dichter.
- ‘Wil je eierkoeken dat moet je schelpen breken!’ beaamde een metaalbewerker.
- ‘Pacifism als antwoord op een salvo schroot’ grinnikte een reaalpoliticus, ‘Plant jij olijftakken in een geweerloop als de vijand den haan wil overhalen? Vreemd idee!’
De vergadering verklaarde al deze gewetensbezwaren ongegrond en reeds stonden allen recht om Boris Gospodar goedheil te wenschen, toen deze met een nerveus gebaar stilte vroeg.
- ‘Een oogenblik nog kameraden! Geen uitspraak nog. Het gewichtigste weet jullie niet. Denk niet dat ik lichtvaardig de lotsbestemming van mijn land zal laten verloopen om zuiver sentimenteele beweegredenen of uit moreele lafheid. Maar jullie zult de gronden van mijn twijfel gewis erkennen. Ik ben een moordenaar!’
Verslagenheid zonk over alle aanwezigen. Doodelijke bleekheid had het gelaat van hun leider overtogen. Geen woord viel. Niemand had zich aan deze openbare biecht verwacht. In aller oogen las Boris de terughouding. Als speerstooten drongen de blikken der omstaanders in zijn
| |
| |
lichaam. Hij stond daar gekruisigd in den tortuur van zijn belijdenis. Niet in het minst kon hij het oordeel gissen dat op zijn hoofd zou neerkomen. Hij dien zij uitverkoren hadden om het opstandsvaandel hoog vooruit te torsen, verdeemoedigde zich in hun aanschijn, viel terug in diepste verworpenheid en rukte met een snok het hulsel van de etterwonde die hem aanvrat.
- ‘Hoor dan mijn zelfgericht, kameraden! Zoo vaak in nachten van nood en tranen ben ik teruggegaan tot de onderwereld van mijn gemoedsleven. In de gloeddoorblaakte smidse, waar de impulsen te vuur liggen waarvan wij de willige werktuigen zijn. Tot bloedens toe heb ik mijn vertwijfelde ziel op den scherpkant van dit tweespalt gewond: heb ik, door koelbloedig, voorbedacht en zonder genade een mensch te dooden enkel de daad gesteld van den vervloekte die onderging in daemonie, of voltrok zich langs mijn arm het bevrijdingsgebaar van ons geslacht? U is het gegeven kameraden, hierover de oordeelen, en jullie uitspraak wordt het richtsnoer voor mijn leven. Helt de balans schuldbeladen, dan zal ik dit voorhoofd waarover het leven heeft getempeest, in de assche wentelen van de boetwegen en mijn opstandig lichaam kastijden om het gestichte leed. Wordt mijn daad bekrachtigd als een voorteeken voor de heropstanding van gansch
| |
| |
een wereld, dan ga ik U voor, ongeslagen, naar de triomf van het recht. De man dien ik doodde heette Barine Ossip. Hij was oppermachtig en harteloos. Mijn vader verkommerde door zijn schuld in nooddruft. Hij griste de tarwe van onze akkers en betaalde met de roede. Heel een volk verhongerde voor zijn weelde. Zijn giergreep weerhaakte in ons vleesch. En zij gingen mijn genooten in lijden en verwerping: rijpe mannen, in bloei geknakt, ontijdig oud van uitputting, vrouwen met verdorde borsten en harde handen, de koonen hol uitgemergeld, kinderen die onbewust reeds den gruwel voorvoelden van de nabije martelie. Allen lijdzaam, lichteloos, vroege minnaars van de dood. Ik zou hun wreker zijn. Als een hond heb ik den landheer neergeschoten. Lang heb ik het geheim van zijn dood met stilzwijgen ingemuurd. Zijn vale gestalte werd bijgezet in mijn gedachtenis, roerloos, onbewogen, den laatste grijns door de witte stilte van den dood gestremd. Maar als het veege lichaam weer ter aarde was gekeerd, heeft zich in mij zijn beeld tot nieuwer leven bezield. Ik die vermeende op zijn nis den deksteen te hebben gewenteld, zag hem nu verschijnen aldoor aan het eindpunt van mijn denken. Hoe ik door mijn verstroefden zin van hem afwendde, overal sprong zijn gedaante naar mij op, als hadde ik
| |
| |
een schijndoode in mijn eigen borst begraven. Hij trad naarvoor, onverbiddelijk in zijn roerloosheid, de bitse pupil in mijn oogen gespijkerd, van aangezicht tot aangezicht, en een adem van hiernamaals joeg in mijn gelaat. Help mij, kameraden, mij van dit beeld verlossen! Geef mij het geloof weer en de sterkte in idealen, waarvan de stem de doemdominante van het De Profundis overjubelt! Hardt mijn wil dat ik de geroepene worde tot grootsche daden, en niet de gevallen lafaard die roemloos versaagt!’
Om beurten kwamen de komiteitsleden hem de hand drukken. Toen sprak Kerniloff:
- ‘Ieder wapen is tweesnijdig, Boris! Het kwetst den tegenstrever en dringt ook door in den handpalm die 't hanteert. Maar de geschiedenis wordt niet met wijwater geschreven. Wel met bloed. En wij zouden toch een bladzijde teekenen in het boek der menschheid, niet? Wijsgeeren kunnen ombladen en lezen. De tekst is van ons!’
Aan het kelderraam verscheen een renbode en gaf het wachtwoord. Hij kwam met tijding uit de grenskreits. Dienzelfden nacht zouden de arbeiders tegen de fabrieken stormloopen en de openbare gebouwen belegeren, om de troepen in allerijl naar ginds te lokken. Eens het manoeuver geslaagd werd het treinverkeer door railwaymen stopgezet
| |
| |
en de Tellurvendels rond Babelsburg zouden naar de hoofdstad opmarscheeren, zonder dat nog militaire tusschenkomst moest worden gevreesd.
***
Naar Babelsburg rolde de grijze massa van arbeiders bij dageraad. Langs alle wegen denzelfden stapmarsch. Maatgang van een nieuwen tijd. Voorop wapperden roode vaandels door den wind speelsch gevouwd tot kollebloemen, die neerdwarrelden over de geheiligde hoofden der schare.
Hamer en sikkel, vlaggen, hamer en sikkel. Een wandelende walmuur van manneborsten en aanrollende golf van zangen ketste kartetste tegen de steenen stad op, die babylonisch lag, nog ongenomen. Nog schemerden de torens in mist verloren, maar straks zou van op de hoogste tinnen een zegeoriflam verkonden dat een nieuw stadium der geschiedenis was ingetreden.
Door morgenstraten wonderwit de spoelende springvloed van het vrije getijde. Golf die verreint en meevoert naar verten vol ruimteschemer.
De mannen gesloten en stug, saamgeschouderd, één hart. De stap op de maat van het hart. Het hart op de maat van den stap.
Het hart, de stap.
En de zijden stem van wind door banieren Pionniers! Pionniers: veroveraars van belofteland.
| |
| |
De straten en pleinen zij deinen en deinzen
Voor de kracht die smeedt tot daad de gepeinzen
Op kolder en boezelaar en boezeroen
legt het leven zijn zoom vol zon met een zoen
het wortelt in ons hart en wingert naar 't lazuurveld vol anemonen:
De kogel zal in ons vleesch ontbloeien
Voel de kracht van de dingen die groeien
de straten, de pleinen, de wereld genomen!
Sabelgekletter, klaroengeschetter. Vuur!!!
Cavaleriescharge, haremutsen, gestrekte rit
Harten hoog kameraden! Het recht zit hoog in 't zadel
Ons gebaar is almacht, onze hartstocht is adel
Werp op de borsten. Zij hebben kogels. Wij hebben keien
De engel der wraak zal zich reien
en zijn slagzwaard splijt den hardsteen der tijden.
| |
| |
Als triomf morgen breekt het rouwzwaar aanschijn der aarde
tot gulden lach op een dageraadsgelaat
dan kroont het wonder dat zich openbaarde
de bloedbaan waar wij langsgetogen
met lauwermajesteit uit allerhogen
Broeders! Kameraden! Schrijdt allen aan!
De omsingelingsbeweging rond Babelsburg had zich voltrokken. Naar gelang de opmarsch vorderde, zwol het leger der opstandelingen. Het was een ontzaggelijke grauwe golf die langs de stadspoorten binnensloeg. Noch hinderlagen, noch het gerikketikketak der mitraljeuzen konden het gedrang remmen. De menschenzee overklotste de heele stad. Het was één gewemel van hoofden, de dreun van één stap. De schare vervolgde haar zegeweg onweerstaanbaar met gigantisch krachtvertoon. Uitgezette wachtposten werden omsingeld, staken na een poos de soldatenmuts op hun bajonet, ten teeken van solidariteit. Rond hen werd gedanst: een snoer van bloeiende lijven met den handdruk der kameraadschap aan elkaar geklonken.
Door sperdraad, over zandzakwallen en opgeworpen barreelen ging de tocht: naar het Rijksraadgebouw. Tegen de grillies stond weldra het re- | |
| |
volutionnaire heir aangedrumd. Dreigzang helmde naar het vergrijsde marmer. Op de binnentuin stond een troepengordel ringsom het doodstille paleis. Tegenover het kakelbont gewoel der opgezweepte menigte één sperlijn, onbewegelijk, de geweren schotvaardig. Oorverdoovend gekrijsch en gejouw ontsprong de wraakverhitte kelen. Aan de overzij bleef dezelfde onverstoorde roerloosheid der vuurmonden. Toen werd het stil. De duizendvormige massaziel trok zich op één centrum samen. Het machtsimpuls werd ingehouden één sekonde, die geen weifeling was maar kollektief bezinnen. Toen siste een puntkei over de verstrakte hoofden en trof een wachtman aan den slaap. Rood kleurde zich de plotse wonde.
Bliksemsalvo vloog af. Schroot hagelde in de massa neer. Boven de pijnkreten der gekwetsten gilde hoog een stem, naamloos, maar gebald als een krachtsymbool: Storm!
Het teeken was gegeven. Langs beide zijden sprong de daadveer los. Aan het hangslot van het traliehekken werd gemorreld. Dwarsbalken wrongen de stugge staven open. De poort bezweek. Losbrandingen vinnigden door het gejoel. De soldaten concentreerden hun verweer op de geslagen bres. Maar van alle zijden gingen de belegeraars tot den aanval over. Zij overklauterden bij tientallen de omheining en wierpen zich met razernij in lijf aan lijf. Daar
| |
| |
klonk de hoefslag der bereden rijkswacht die het ontredderde voetvolk ter hulp snelde. Sabels sikkelden door de opgestuwde rangen. Paarden steigerden en brieschten hun gehinnik door de batalje. De kortknal der mitraljeuzen beet bitsig in het wilde vleesch der kwetsuren. Bloedsporen teekenden de kasseide met de stigmata der bevrijding.
De wacht week, teruggedrongen naar het raadsgebouw, vluchtte naar de gaanderij en grendelde de massieve poorten.
Stormrammen werden aangedragen, en terwijl de belegerde troepen hun aanvallers van uit de vensters met verwoed knettervuur bestookten rameiden de rebellen den toegang open. Als het versplinterde hout begaf, brulde delirium doldriftig uit het volksgemoed op. Langs de gangen spuwden de gelederen in renpas. Muurschilderijen vlogen aan flarden. Beelden werden van hun voetstuk gebeukt en geschonden. Kristalluchters rinkelden omlaag.
In de zittingzaal wachtte de regeering haar lot af. Onbewegelijk bij de tribune. Stoiek had zij de wisselvalligheden van het gevecht bijgewoond. Nu het onweer zich vlakbij ontlaadde, berustte zij in den geschapen toestand. Toen de eerste opstandeling met bloedbedropen gelaat, opgestreuvelde haren en hijgende borst aan haar verscheen, hief de ministerpresident ten teeken van overgave de hand. Van mond tot mond vloog het snelnieuws
| |
| |
langs de gaanderijen: de regeering is omgeworpen. Kokardemutsen vlogen omhoog. Jubel triomfboogde in reddingroep over de stad. Door den gebroken blik der stervenden glom de stille wijsheid van het vruchtbare offer. Boris Gospodar stond met de machthebbers, wier uur verstreken was, van aangezicht tot aangezicht.
Staalkoud onthaalden hem de woorden van den premier:
- ‘Wij willen den volkswil niet weerstreven heeren, en dragen het bewind aan U over!’ De geschiedenis zal oordeelen. Heeren van de montagne, ons lot ligt in uw handen!’
Onder gewapend geleide, omspot met hoongeroep en schimpscheuten, werd de omgeworpen regeering gevankelijk weggevoerd.
Nu stroomde de zaal vol volk. De rebellen van gister waren de meesters van het oogenblik. Het politiek getij was omgekenterd. De verdrukten hadden den plethiel van het dwangbewind afgewenteld, en belegden hun constituante.
Boris stormachtig toegejuicht, op de schouders gedragen, wenkte stilte. Hij beklom de tribune en stak van wal met zijn maidenspeech:
- ‘Satrapiers! Kameraden! Allen!
De opmarsch naar Babelsburg opent een nieuw stadium in de geschiedenis van uw land. Het wanbeheer van de vroegere machthebbers was
| |
| |
de spoorslag voor uw gewapend verzet. Van overal zijt gij opgerukt in dichte drommen, gestaald door lijden, tot het hoogste offer bereid. Wij groeten diep hen die gevallen zijn voor de gerechte zaak. Met gulden letters schrijven wij hun namen in het gedenkboek der geschiedenis, zij zullen het voorwerp zijn van den gestadigen kultus onzer erkentelijkheid. Hoezeer ook de aangevochten Moloch onze rangen heeft gedund, vergde hij, de onverbiddelijke tollenaar, het bloedoffer onzer metgezellen, aan onze zijde stond een bondgenoot, onverwinnelijk, het Recht. De staatsgreep waartoe wij met als eenig oogmerk het onvervreemdbare heil van ons volk zijn overgegaan werd gewijd tot een zegening voor de gansche gemeenschap. Weg nu het lijze gepraat van mondhelden en meetingmarionetten. Weg den ijdelen rechtsschijn van het parlementarism dat kleine hervormingen aanbracht over zeer lange banen. Onze daad bezegelt de onvoorwaardelijke onverminderde victorie van het socialistisch programma. Ons credo zal zich niet aanpassen bij den loop der dingen, maar het leidslicht worden voor den loop der dingen. Wij brengen U niet de beloften van politieke marskramers, den oogenschijn van beroepsgangmakers in volksverraad, maar de algeheele vervulling van het menschheidsideaal. Wat gister nog
| |
| |
chimaera was, een zeepbel onbereikbaar, ligt thans als een rijpe vrucht ons in den schoot. De revolutie heeft gezegevierd. Aan U ze te handhaven! Zij zal het gansche leven van de natie langs de bazis omwoelen. Zij schept U een menschelijke bestaansregeling en opent vergezichten voor den onbelemmerden uitgroei van uw ontwikkelingsmogelijkheden. Geen hersenschimmige nevelbeelden meer, geen politiek kansenspel op langen termijn. Konkrete verwezenlijkingen die over het gansche bedrijfsleven heengrijpen. Een eeresaluut aan onzen voorlooper, onzen profetischen ziener Karl Marx. Langs ons stormgebaar kreeg zijn leerstelling vasten vorm, en wij zullen ons in de tastbare verschijnselwereld zijner waardig toonen. De hoofdpunten van ons programma zijn: onteigening van alle privaatbezit, verstaatsing van het bedrijfsleven. Verdeeling van den bodem. Door deze hervormingen worden de levensaders van het kapitalism afgesnoerd. Handel, in het teeken van den grooten slokop de Financie wordt afgeschaft. Wij herstellen het ruilverkeer als standaardwaarde voor den uitbouw van ons ekonomisch leven. Wij huldigen de gelijkberechtiging van alle menschen in de lotsbestemming van de natie als onaantastbaar beginsel. Geen heeren meer! Geen knechten! Bannelingen en gekerkerden
| |
| |
van een afgestorven regime, legt uw handen in de onze. Proletariers de harten hoog! De Toekomst is ons rijk!’
Duizendstemmig klonk de Internationale. Rond de tribune was het één vroolijk gewapper van helroode banieren. Vrouwen weenden. Mannen stonden staalhard in het gedegen besef der eindverovering.
Feestroes sloeg over de gansche stad. Boris Gos podar was de nationale held geworden. Op openbare pleinen prijkte zijn beeltenis omhangen met guirlandes en lampions. De anonieme strijder van voorheen klom pijlsnel naar het toppunt der volksvergoding. Zijn credo werd de staatsreligie.
|
|