| |
| |
| |
Hoofdstuk VII.
Lava.
Over het kontinent spon de geheime diplomatie haar weefnet van intrigues uit. De ekonomische wedijver voor afzetgebieden, de bevolkingsaangroei binnen enggeworden staatskaders, de onverzoenlijke kampstrijd der zwaarindustrie scherpten de malaise acuter aan. De politieke dampkring zat vol hoogspanning. Nabuurstaten beloerden elkander om de zwakke plek in het harnas van hun wederzijdsche grenslanden te ontdekken en stonden tot de tanden gewapend, sprongbereid.
De satellietstaat Satrapië graviteerde verloren in de internationale constellatie. Zijn bufferligging tusschen twee mogendheden die elkaar te lijf wilden, betrok hem onafwendbaar binnen den straalkreits van mogelijke vijandelijkheden. Er was wel een bestand gesloten destijds, waarbij de territoriale onschendbaarheid van Satrapië werd erkend en gewaarborgd, maar het was overduidelijk dat de moderne staatkunde deze gelofte met de voeten zou treden. Het ondergrondsch gerommel
| |
| |
van den vulkaan was reeds hoorbaar, de uitbarsting was nakend.
Een politieke sluipmoord stak het vuur aan de lont. De dans rond Mars werd ingezet. Een ver schiereiland stond reeds in lichte laaie. In Satrapië vleide men zich met de begoocheling de hecatombe te kunnen ontsnappen. De mobielmaking van alle weerbare manschappen werd niettemin uitgeroepen, om de grenzen tegen overval te beschermen. Tot plots Spreeburg het recht opvorderde zijn opmarsch door Satrapië te leiden, om Gallencië, den rivaalstaat naar de strot te vliegen. De Internationale der sociaalpatriotten borg de vredestortel in haar obscuren duivenkijker, en de ontwapeningsapostelen met hun ritornel voor eeuwigen vrede brachten een eeresaluut aan de sabelsleepers. Satrapië werd het troetelkindje van zijn bedreigde naburen. Trouwens het werd gebolwerkt door fortengordels die oninneembaar heetten. Deze forten hielden hun faam hoog, spijts hun uitmodische klakkebuizen en hun kartonkoepels. Geen enkel fort viel in de handen van den vijand. De Spreeburgers schoten ze doodgewoon overhoop en wandelden over de puinen het land in. De stoomwals rolde aan, overweldigend, ontzettend. Het Satrapische leger zwichtte voor de overmacht. De vorst kreeg een aureool van bordpapier rond zijn gelauwerde slapen. Hij verbond zijn lot met
| |
| |
dat van Gallencië en heel de satrapische bevolking juichte dit bondgenootschap toe. De Spreeburgsche rechtervleugel had het land overwaaierd en het liliputtersleger van Satrapië vocht op enkele vierkante meters vrijen grond als Kleinduimpje tegen den reus. De satrapische sociaalpatriotten vonden een gereedelijk argument in de baanrooverspolitiek van Spreeburg om het proletariaat van de heiligheid der vaderlandsche zending te overtuigen. Een paar ‘consciencious objectors’ werden, beticht van hoogverraad, door het executiepeloton koudgemaakt.
Boris' eerste ingeving was, hun glorierijk voorbeeld te volgen. Maar toen hij vernam dat in Spreeburg zijn geestverwanten als één man de oorlogscredieten hadden meegestemd aarzelde hij geen oogenblik meer. De jingopers riep de proletariërs te wapen, om de bij uitstek imperialistische drijverijen van Spreeburg te helpen uitrotten, en om de woordbreuk ten overstaan van Satrapië te wreken.
De schichtsnelle gebeurtenissen deden Boris uit Utopia neertuimelen. Zijn geloof in broederliefde was teenemaal geschokt. Hij volgde nu de krijgslessen in de voorbereidingschool en zijn hevigste verlangen was op den vijand te kunnen losgaan, en mee te wrochten aan de bevrijding van zijn verminkt land.
Trouwens het uniform had alle sociale schak- | |
| |
keeringen uitgewischt. Allen waren bezield met het heroische streven, den machtmoloch van zijn voetstuk te kantelen, en de basis te leggen van een samenleving waar militarism een dood woord zijn zou. In de rangen stond de bootjesroeier naast den aristo. Gulle kamaraadschap omspande de harten en reeds in dit kazerneleven zag men het ontstaan van een wapenbroederschap totterdood.
Eerst had hij van het uitgevreten gebouw gegruwd. Het rees melaatsch en lichtloos aan den zelfkant van de stad. In de muffe kamers hing een geur van molm en rotternij.
De rekruten, totaal uit koers geslagen door dit overijlde samenroepen, gingen eenzelvig en vervreemd. Hun denken hing nog vast in de teedere heugenis van het scheiden. Zij meden elkaar angstvallig als wilden zij den kostbaren schat van herinneringen in hun ransel gespen. Maar het kontakt met overheden, de naleving van consignes en de regelmaat in het gemechaniseerde bestaan legde alras de bindstof van open lotsgemeenschap. De kazerne functionneerde als een ontzaggelijke smeltoven. De kohort van nieuwelingen, die, in heterocliete kleederdracht met versleten stap langs de zijdeuren binnenschuifelde, verscheen na enkelen tijd netjes ingedeeld groepsgewijs op den maatgang van een martiale fijfer. Het stort, dat de maatschappij op de kazerneflank afwierp werd er
| |
| |
tot seriewerk omgeschapen fijngestampt onder den plethamer der tucht en duizenderlei gezichten, die van de meest tegenstrijdige expressies de spiegel waren, werden gladgeschaafd en kregen het neutrale fabrieksmerk ingestempeld. Niet enkel was de kazerne een zorgzame sorteerster van physische geschiktheden, die uniformenvleesch voortbracht naar de werkmethodes van het blikjesvleesch. Er was ook een moreel laboratorium aan gehecht, waar men de tooverformule had gevonden, om de verscheidenste gedachtewerelden met een knelsnoer van utilitarism te omprangen. De drilmeesters, late naneven van de stoïcynen, predikten er onversaagdheid en doodsverachting.
De dienst voor het vaderland verbizonderde zich in twee kategorieën, waarbij men alnaar de voorbeschiktheid werd ingelijfd. De overgroote meerderheid kreeg de sublieme zending voor het vaderland te sterven. Dfe drilmeesters, ‘the happy few’ situeerden hun roeping op een hooger plan. Immers sneuvelen op het veld van eer is een volkomen eerbiedwaardig en soms heroisch ideaal. Maar hoeveel grootscher en verhevener is niet hij, wiens bestreving daarnaar gaat, met den inzet van zijn onbluschbare liefde, boven het kruisvuur der toevallige kogels, voor het vaderland te blijven leven?
Boris had zich gaandeweg met den nieuwen ge- | |
| |
zichtskring vertrouwd. Hij stapte welgemoed naar het oefenplein, roskamde paarden, zong op den stapmarsch. Het perijkel dat over de menschheid was neergekomen, beschouwde hij als een ultieme beproeving voor de wording van het heilsrijk.
Slagwoorden en machtspreuken hadden hem heelemaal gewonnen. Ontvankelijk en licht ontvlambaar als hij was, volstond de tamtam rond een schijnleuze om hem daarvoor te winnen. Met een lach doorstond hij de zware oefeningen, als velen, reeds ontzenuwd door de koperen stem van den korporaal met een verbeten vloek hun zweet afwischten.
Zoo liep de proeftijd ten einde. Het werd Boris een wellust te beseffen dat de gigantische krachtproef ook voor hem ging aanbreken, en hij liep de gebeurtenissen in zijn verbeelding ongeduldig vooruit.
Spreeburg dat door roofbouw zijn vangarmen over heel het kontinent wilde uitslaan en reeds de veroverde bruggehoofden in het teeken van het brutale vuistpandrecht aan een hatelijk dwangregiem onderwierp, belichaamde naar de overtuiging van Boris het groot-kapitalism en den ijzer en staalkultus waaraan de arbeidersgemeenschap zich moest ontjukken om de tastbare grondlaag voor haar ideologie te kunnen vestigen.
Aan de frontoverzij huldigde het proletariaat de- | |
| |
zelfde drogstellingen over de wezensaard van dit gewapend konflikt. Menigten weerszijden de trechtervelden werden met dezelfde schijnschoone leuzen naar het abattoir van hun illuzies gedreven. Boris en zijn maats hadden als scherpschutters hun sporen verdiend. Ook in schijnkampen en manoeuvers bewezen zij dat de vijand aan hen geen gemakkelijk eitje zou te pellen hebben. Allengs naderde de vertrekdatum. De oorlog, waarvan zij nog geen zichtbare teekenen hadden waargenomen, behoudens voedselschaarschte en verstrengden paskontrole, lokte van ver als een grandloos sportfeest, waarvan de triomfator met bazuingeschetter en gelauwerd werd ingehaald. Na de zege zou uit de vervoerde haag der bevrijden een rozenregen midden gejubel en hurrahgeroep op de bevrijders neerdalen.
In een blind stationnetje stond het konvooi dat hen naar de gevechtslinies zou vervoeren, onder stoom. Zij hurkten heldhaftig in het bezeken stroo der veewagens, zetten hun bebloemde geweren aan rotten en zongen het vaderlandsch lied. Op het perron klonk vivat. De locomotief gilde om den infernotocht dien zij moest afleggen.
Toen wentelde de bewoonde wereld weg en bommelde het treintje naar Niemandsland. Er was een schrikwekkend klimaks van verwoesting. Eerst doken op den landweg de amper doorschoten
| |
| |
huizen op. In hun verweerde gevels hadden de kartetsen gapende lidteekens geslagen. Maar de desolatie groeide naarmate men de vuurlijn naderde. De boomen waren op manshoogte afgeknot. Geblaakte dorpen lagen vol schervel en eenzame muren stonden op instorten.
Een verloren schrapnell sloeg naast de spoorbaan in den grond. Knal zaaide mitralje in den ronde. Toen de opgejaagde stofwolk was verwenteld, zag men dat de oorlog zijn handteekening op het treintje had gegriffeld. Een kameraad, de spuiter uit den hoop kwam het eerst de emotie te boven. Zijn pink was door een granaatscherf weggerukt.
- ‘Dat heet ik nou Pinkpillen!’ sprak de oolijkaard terwijl hij zich beijverde het bloed te stelpen. Hij liet de wond in de Roodkruisafdeeling vermaken.
Eindelijk hield het konvooi stil. Verder lagen de rails als verwrongen ijzer na een aardbeving. Het duivelskoncert was nu in zijn volle furie hoorbaar. Geweerschoten van de voorposten, de mitraljeuzen met hun rikketikketakkend snoer van paternosterkralen, maar bovenal de sombere buikspraak van de zware artillerie. In de verstorven streek kreeg iedere klank zijn scherpte en dit kabaalkoor van duizenderlei losbrandingen ontrolde zijn knalmotief tot in de geringste bijzonderheden.
| |
| |
De manschappen werden in een bouwvallige schuur gehuisvest.
Nieuwsgierig ondervroegen zij den luitenant, die norsch en zwijgzaam langs de geimproviseerde stroobedden liep. Hij behield hermetisch stilzwijgen, en liet zich geen silbe ontvallen, die het opzet van de krijgsverrichtingen zou hebben verraden. Alleen wist hij te zeggen, dat dit bataljon voorloopig als dekkingstroepen zou worden gebezigd, om een eventueelen doorbraak van den vijand te stuiten.
Spijt manifesteerde zich al dadelijk. Zij hadden gehoopt op een genadeloos lijf aan lijf en daar duwde men ze op de achterstelling waar zij als verre getuigen de bombardementen en de geheimzinnige schriftuur der veelkleurige nachtfuseeën konden bijwonen.
Zoo smolt de hoogzomer over het land weg. In de kantonementen groeide de verveling. 's Avonds speelde een klein sproetig mannetje op zijn mondharmonika en rok de stemming tot klagelijk spleen. Dag na dag verzwaarde de keten met een schakel. Blijkbaar vervoerde men de gewonden langs binnenwegen en bij nacht om de moraal van de versche troepen die nog buiten den vuurdoop bleven niet te schokken.
Stilaan sleet de hooggespannen verwachting af en loome berusting vermande hen. Zij wieschen
| |
| |
hun lijnwaad in de kreek die naast de keiweg lag, hingen het te drogen en keken lusteloos naar het gek gespelemei van den wind in de gezwollen hemden. Het tijdsbegrip viel weg. Niemand kon den juisten datum bepalen, wat aanleiding gaf tot byzantijnsche betwistingen. De kalmte van den luitenant bleef onverstoorbaar. Hij wandelde vertikaal, pluisde aan zijn dandysnorretje, of peilde soms gewichtig den horizon met zijn veldkijker, zooals hij dat deed op de première van het Staatsopera. Voor de soldaten was het telkens een heel probleem den dag dood te krijgen. De moppentappers vervielen in herhaling. Leuke kwinkslagen, waarom men vroeger had gegierd, troffen dra nog slechts een glimlach en men vond ze finaal ondragelijk zouteloos. Het samenzijn werd stilaan langwijlig en vroegere boezemvrienden liepen nu sikkeneurig te ijsberen tegen elkaar op. Het werd hen haast een verlangen, de eerste linie stormenderhand te zien oprollen, om hen van aanschijn tot aanschijn met de Spreeburgers te stellen. Hooglanders blikten troosteloos naar de verlaten vlakte. Nostalgie legde haar dooddruk op de saaie sliert der dagen. Kwam de beschieting naderbij, dan klopte elk hart een tikje sneller. Later deed zij geeuwen. De vroegere onstuimigheid lag onder den domper. Het heroism kreeg de slaapziekte. Soms poogde een drachenballon van ver hun
| |
| |
stelling te ontnestelen. De luitenant brulde dat zij zich zouden schuilhouden achter gecamoufleerde muren. De soldaten gaven den brui van zijn vermaan en liepen in volle veld om het artillerievuur aan te lokken.
Op een regendag snorde een ijlbode langs de kasseide aan, overhandigde den luitenant een spoedbericht van de legerleiding en verdween met zijn motor. Een klaroen stak het verzamelsignaal. Volledig opgetuigd verschenen de manschappen in het gelid. Het kommando klonk - ‘Stormhelmen!’
Toen ging het voorwaarts, twee uren lang stapmarsch. Het onverhoedsche bevel had de wapenbroederschap hersmeed.
Rij aan rij in dichte kolommen zette het vendel aan, gedragen op de unisono van den snelpas.
Plots spinnewielde door de lucht een vreemd gesnor. Dichter omsloten zich de gelederen, instinctief voor het naderend gevaar. De luitenant brulde als een bezetene: ‘Scheidt de rijen!’ maar reeds was de vijandelijke vliegenier ijlings geduikeld en bestookte den groep met mitraljeuzen en handgranaten. Een moment later koos hij hooge vlucht. De dwarse schrootlaag had de rangen deerlijk gedund. Pijnkreten doorspiesden het rauwe motorronken. Zij die den overval ontsnapten ijlden naar de gevallen makkers om ze bij
| |
| |
te staan. Maar nu steeg de drift van den luitenant naar het paroxysm:
- ‘Stommelingen!’ kreet hij schel, ‘bij vliegeraanvallen heeft men jullie geleerd uiteen te stuiven. Zijn dat soldaten!’ en toen de gelederen zich niet hervormden: - ‘Voorwaarts Marsch!’
Hier en daar werd gemord. Konden de getroffenen zoomaar aan hun lot worden overgelaten?
- ‘'t Zal onze zorg zijn!’ riep de luitenant kreeftrood. ‘Zij kunnen gerust zijn de uilskuikens! De ambulancie komt wel later. Het kommando is: Voorwaarts!’
De tocht werd voortgezet. In het hart van zijn manschappen had de luitenant een wond geslagen feller dan het schroot. Het terrein glooide opwaarts. Daar begon het ondergrondsch labyrinth der loopgraven. Tegen den cementwand aan hurkten lijken hulpeloos. Aan den heuvelkam, in de voorste stelling wachtten de troepen die moesten worden afgelost. Als de frissche manschappen verschenen, ging een langgerekt Hoerrah! op als een eindelijk verlossingswoord. De oversten waakten er streng op dat tusschen beide groepen geen woord viel. Drie weken hadden de stoottroepen dit bolwerk bezet. In hun oogholten glom de krankzinnige vreugd den doodendans te zijn ontsprongen. Midden exkrementen, vergeven van
| |
| |
ongediert en aangeknaagd door de ratten, hadden zij den godsklop afgewacht. De gesneuvelden lagen vaal in pestilens. Voor den retourmarsch trok men hun schoeisels uit, om ze aan de overlevenden uit te deelen. De afgeloste luitenant kwam blij als een zondagskind uit zijn betonbouw. Met een stom gebaar reikte hij de plans over, wees naar den telefoon en stoof als een rukwind heen. Zijn plaatsvervanger strekte zich behaaglijk op het rustbed uit. De soldaten ontlastten zich van hun ransel, ontplooiden hun deken en dabten door geronnen bloedslijk naar de kijkgaten.
Boris was na den vliegeraanval behouden in de loopgraaf aangeland. Het hartelooze woord van den overste. als de kameraden neerstuikten, had bitse verbittering in hem gewekt. Al dadelijk was het hem opgevallen, dat het sterretje op den uniformkraag den luitenant onschatbare voordeelen bijbracht. Hij rustte nu confortabel op zijn veldbrits en zijn onderhoorigen voelden het slijk hun gekneusde voeten aanzuigen. Boris leunde tegen den zakkenwal. Hij lichtte zijn vizierklep even boven de uitgekartelde grondlijn. Een doornenkroon van prikkeldraad lag bereid voor het kalvaren van de volken. In Niemandsland was het Golgotha gesteld waar ditmaal een gansche menschheid aan een verborgen God geofferd werd. Zijn altaar werd gericht op iedere ruine, en de
| |
| |
hoogepriester van dien heidenschen ritus celebreerde zijn dienst met het gasmasker voor, wijl in de diepe kim het orgel donderde der kanonnade, sabbathmuziek op kasarollenkadans.
Aldoor rafelde de regen goor en vuns. De manslag werd tot heldendaad verheven. Maar allen die uitgezet werden op den uitersten voorpost, blootgesteld aan het trommelvuur en binnen het schotbereik van den vijand, voelden den drang naar zelfbehoud hun stap verloomen, als de zamelroep uit een verbeten mond door de loopgraaf klonk, en hen opvorderde om den kolk van verschrikking dier Apocalyps in te gaan. Aan weerszijden van het gevechtsfront rees de angstvraag naar het waarom der hecatombe. En beide legerleidingen gaven in hun strategische terminologie het antwoord waar zij gewaagden over menschenmateriaal. De vaandelvluchtigen die hun eenheid ontliepen, vonden op hun terugtocht bereden rijkswachten aan het kruispunt van elken weg en werden gewapenderhand in den helschen vuurkroes teruggeworpen.
Boris hoorde het relaas van een frontmakker, die naar de voorlinie werd verplaatst, omdat hij een dag verzuimd had het paard van den majoor te roskammen. Anderen werden geringeloord om het geringste vergrijp.
De kranten bij het uitbreken van het konflikt hadden grootsprakerig en rethorisch geschreven
| |
| |
over de krachtheffing van de gansche natie. Alras bleek, dat de deelachtigheid aan het onmiddellijke gevaar precies in omgekeerde evenredigheid stond met het aantal sterretjes. Door een vreemd paradoks werden de heusche virtuozen in krijgsmanskunst. de sabelsleepers en de souteneurs van het Vaderland ver van het operatieterrein gehouden, de dienstplichtigen en de vrijwilligers die in zake militair vertoon leeken waren, stonden op de voorlijn.
Boris maakte deze bedenking toen hij verkleumd door mist en modder doelloos in den wind staarde. Hij wist aan de overzij hetzelfde miserere, denzelfden nood, hetzelfde bloedoffer en hetzelfde doodskommando. Ook daar voltrok zich onder de afgoderij voor het vaderland de verdierlijking van alle menschzijn. Zoo ondragelijk werd ten lange laatste de eenbaarlijke rondgang der dagen, dat een vurig verlangen naar welk einde dan ook, bij Boris opwelde. Eerst had zijn fantazij gepoogd de zijnsverworden dingen rond hem illusionistisch kleuren. Maar zóó lag de dynamiek van zijn denken binnen denzelfden tredmolen aangeankerd, dat zijn gepeins zichzelf tot obsessie werd. Het waren aldoor dezelfde bombastische verheerlijkingen, waarmee de reptielpers het heldhaftig gedrag van de redders bejubelde. Af en toe als de kanonnade verstilde, kwam een oorlogskorrespon- | |
| |
dent in kopijnood naar een onderwerp grasduinen in de loopgraaf. Hij vertelde emphatisch dat heel het land het oog op de dapperen hield gericht, maar retireerde strategisch zoodra de bommen begonnen hem uit te fluiten.
De vlakte voor hen was een beeld van algeheele desolatie. De stilte aan den overkant was de legerleiding niet ontgaan. Ook had zij het gros harer strijdkrachten in dien sector opgesteld om onverhoeds een wig te drijven in het vijandelijke front en zoo den doorbraak te verhaasten. Met de grootste geheimhouding werd het aanvalsplan beraamd. Bij dag hielden de troepen zich als mollen schuil. Maar pas na avondval rukte langs holle wegen het menschenmateriaal aan. Met quasizekerheid kon worden geloofd, dat de vijand omtrent de troepenbeweging was verschalkt en zijn aandacht toespitste op een frontvleugel waar men schijnbedrijvigheid had geinsceneerd.
Eindelijk zou het offensief loskomen.
De manschappen waren tot dusver van dezen toestand onkundig. Onverwachts, dan als zij zich in hun morsige dekens wikkelden, om in den koortsdoorgloeiden halfsluimer van alle nachten weg te soezen, klonk een abrupt bevel. De officier trok elegant zijn sabel. Ver klonk de aanvalsonnerie van klaroen tot klaroen. Fuseeën besternden de looden lucht en korrelregenden verloren.
| |
| |
Met gestrekte bajonet overklauterden de soldaten de borstweer. Stapvoets ging het voorwaarts, door obustrechters, over prikkeldraadversperringen. Vuurwerk boven hen schiep een dag broos en veelkleurig.
Geen schot viel, maar de stilte woog van onheil. De luitenant snauwde, dat zij in hun opmarsch voeling moesten houden. Verder rolde de baar van mannenborsten. Aan de overzij lag alles stikdonker. Tien minuten, tien eeuwen stapten zij vooruit. Toen plots stonden zij in het blindend licht van schijnwerpers, die hun rangen één seconde amper bestreken, terwijl simultaan uit mitraljeuzenesten en geweerloopen moordend salvo hun vleesch doorhagelde. Boris zag zijn makkers vallen, één na één. Alleen de stem van den luitenant bleef alomtegenwoordig obsedant door dit steeds herhaalde blafwoord: ‘Voorwaarts!’
De vloedgolf menschenmateriaal deinde aldoor. Boris stormde vol doodsdrift op de vreemde schansen aan. Hij wist dat de morgen misschien zijn doorreten lijk zou beklaren. Ook hem kon een domme blinde kogel treffen en wellicht zieltoogde hij straks midden den koortsratel der stervenden. Achter hem klonk het barsche bevel: ‘Sluit de gelederen!’
Zoo sloeg hij zich door een gordijn van vuur en schroot. Naast hem vielen menschen maskers krijt- | |
| |
wit. Een granaatschervel rukte het hoofd van zijn kameraad weg. Hij zag het logge lichaam even waggelen en voelde de lauwe bloedgulp op zijn handen.
Nu begon de vijandelijke batterij een verraderlijk spervuur om het gros der troepen van de voorposten af te zonderen. Het werd een ring van kruitwalm die zich naar het midden toe verengde, om tot den laatsten aanvaller te verdelgen. Voor hen was het braaksel van scherpgerichte roeren, achter hen de zware daver der obussen.
Op een observatieheuvel zag de staf zijn taktische misgreep in. De vijand had de troepen naar een inham gelokt om ze planmatig te kunnen uitmoorden en had het opzet van den aanval doorgrond. De klaroenen schalden aftocht. Overijld maakten de soldaten rechtsomkeer en zochten heil in hun vorige stellingen. Daar eerst kon de bloedige balans worden opgemaakt. Meer dan de helft der manschappen ontbrak op het appèl. Het ver gekerm der gewonden drong tot hen door. Eindelijk werd het vijandelijk vuur gestaakt. Af en toe klonk nog een hol schot. De luitenant ging in een staat van extreme opwinding over tot de telling van geweren en patronen. Scherp hulpgeroep overhelmde het nare doodenveld. De overste telde aldoor en bracht onmiddellijk telephonisch verslag uit. Met een triomflach kwam hij terug uit zijn blockhaus
| |
| |
en berichtte dat nieuwe munitie in aantocht was. Dan maakte Boris hem op het verre geroep attent. Hij schokschouderde, mompelde een meewarig requiem: onder motto: Oorlog is oorlog. Trouwens wie zou zich aan het reddingswerk wagen? Het plengen van nuttelooze offers was volstrekt ontaktisch.
Boris stond een wijl in eenzelvig gepeins. Was heel dit strategisch experiment met zijn noodlottig verloop dan geen nutteloos offer? Een bloedstorting lichtvaardig uitgelokt door krijgsdilettanten, die zich nu vermeiden met steekvlaggetjes op een kaart?
Werktuigelijk ontdeed hij zich van zijn patronengordel, wierp zijn geweer weg en riep: ‘Mannen van goeden wil!’ Onthutst vroeg de luitenant hem wat hij in het schild voerde. Hij weervoer eenvoudig: ‘De maats binnenhalen!’ Zijn overste begon te stotteren, trachtte dit avontuur te ontraden, zei dat ze een zekeren dood tegemoet liepen. Boris had een vaag gebaar, weerde een bajonet af, die men hem op den gevaarvollen tocht voor lijfbehoud wou meegeven. Vier man stemden er in toe hem te volgen. Zij kropen als lenige dieren over den walmuur en gleden aalglad voort. Onder her rossige schijnsel der vuurpijlen simuleerden zij dood. Onderweg stieten zij op versteven lijken. Vijf maal kwamen zij in de loopgraaf terug telkens met
| |
| |
gewonden die zij moeizaam ondersteunden om ze veilig aan hun wapenmakkers toe te vertrouwen. Vijf en twintig man lagen nu op de noodberries, die men in allerijl met geweren en dekens had geimproviseerd.
De luitenant was vol theatrale vervoering, en verheerlijkte grootsprakerig het heldhaftig gedrag van de redders. Hij zou zich stellig in zijn verslag hunner gedenken. Boris aanhoorde achteloos zijn woordenvloed en glimlachte droef als hij vernam dat men hem op het legerorder zou citeeren. De luitenant zou er zorg voor dragen, dat de vijf onversaagden, die den dood zoo manmoedig hadden getrotseerd bij de eerst volgende eerekruisuitreiking van de partij zouden zijn. En de andere soldaten hoorden hem die sublieme zelfverloochening als een verheven voorbeeld aanprijzen.
Boris speurde nog steeds naar het bloedbedropen veld van eer, dat zich als een macaber cloacum voor hem uitstrekte. Het lag doodsstil en geen geluid drong tot hen door. Toen wilde hij zich na tallooze handen te hebben gedrukt, weer in het klamme deken wikkelen. Een korte kreet stremde zijn gebaar. Scherper spitste hij het oor. Hij onderscheidde duidelijk noodgeroep, eerst flauw, daarna heftiger en pijnlijker. Zonder omkijken ging hij weer de waagnis in. In de loopgraaf hing heilige stilte. Alle waren ten prooi aan een zoete ontroering.
| |
| |
Alleen de luitenant stoorde de wijding van het oogenblik met joviaal gepraat en overdadige lofspraak. Eindelijk verried vaag gerucht Boris' terugkomst. Weldra dook zijn inelkaar gedrongen gestalte boven den walmuur op. Hij sprong naar beneden en liet zijn kostbare vracht voorzichtig op de draagbaar neer. Met zijn zaklamp bescheen hij het verwrongen gelaat van den gewonde, ijselijk om aanzien. Een halve wang was weggerukt en de wond lilde van vormelooze vleeschbrij. De luitenant kwam toegeloopen, monsterde de kwetsuur en oordeelde verontwaardigd als een expert:
- ‘Maar dat was een dumdumkogel! Ah de smeerlappen!’
De kleine lichtkring van den zaklantaarn verplaatste zich en bestraalde een vijandelijk uniform. Toen vatte de luitenant vuur. Met hatelijk misprijzen siste hij:
- ‘De rotzak! Laat hem krepeeren!’ En reeds hief hij zijn sabel om den gekwetste genadeloos af te maken. Boris was hem te vlug. Hij wrong hem nijdig den pols om, zóó dat het blanke wapen tegen den grond kletterde en met verbeten stem snauwde hij den laffeling toe:
- ‘Handen af! Dat is MIJN oorlogsbuit! Wie hem aanraakt zal met mij afrekenen!’
De luitenant trok zijn uniformkraag recht en droop af. Boris legde een haastig noodverband.
| |
| |
De vreemdeling lag onbewegelijk. Het was een jonge man, even de twintig voorbij. Op de ontbloote borst hing een versleten schapulier. Tussche de besmeurde paperassen in zijn tesch vond Boris wat onbeholpen verzen en een brief aan verre verwanten. Boris weende. Met heilige handen omvatte hij het verminkte hoofd, bevochtigde de slapen en bedde het behoedzaam op zijn ransel. Hij maakte de paarse lippen nat. De vreemdeling kwam tot bezinning. Zijn lijdenstrekken bezielden zich stilaan. Toen opende hij de donkere oogen, en keek eerst in niet begrijpen, daarna met onzeggelijke liefde Boris aan, die sidderde van vroomheid onder dien broederblik. De wimpers vielen toe, maar Boris had bevroed, dat geen vredesverdrag hechter zijn kon ondanks perkament en plechtige hangzegels, dan die stille oogslag tusschen hem en zijn evennaaste.
Het gedokker der Roodkruiswagens verbrokkelde den morgen. Boris hield den gekwetste zorgvuldig inladen. In den vestzak van den Spreeburger stak hij een sigarettenkoker met zijn monogram.
Noodgedwongen kon de luitenant de moreele verplichting niet ontduiken, Boris om zijn offervaardigheid eervol te vermelden. Zijn omstandig relaas werd bij de legerleiding met het grootste welgevallen doorlezen. Tevens kwam bericht toe dat de kompanie zich op haar hoede moest stellen, want
| |
| |
men voorzag een tegenaanval. De vijand overmoedig na de mislukking van het offensief, zou op zijn beurt een krachtmeting aangaan. Men nam zich voor dezelfde afweermethode tegen hem uit te spelen. Bij de eerste losbranding werd het wachtwoord voortgeseind: ‘Op heel de lijn veinstaktiek! Simuleeren dat de stelling onverdedigd is.’ Stap voor stap zagen de Satrapiërs het vijandelijk leger naderen, beducht op overval. Men reageerde niet, liet de soldaten binnen schotbereik komen om dan plots met handgranaten en miltraljeuzen hun ongedekte rangen te bestoken. De Spreeburgers werden bloedig teruggeslagen. Vijf man in het Satrapische kamp hadden evenwel geweigerd ook maar één schot te lossen en staken hun bajonet in den grond. De generaal zelf drong erop aan onverwijld den naam van deze defaitisten te kennen. Hij schrapte ze dadelijk van de eerelijst en liet ze naar een boetkompanie verplaatsen.
De helden waren hoogverraders geworden.
|
|