Een lampion met vernuftig aangebrachte voltage kan een lichtbron worden. Toch haalt hij het niet op de zeepbel, want deze weerkaatst den regenboog wel, en de lampion doet dit niet.
De kunstenaar kan niet meer dan een bellenblazer zijn, waardoor hij een afglans van het onwezenlijke vat en even bestendigt.
Wagner was een lampionmaker. Hoe kon het anders, hij groeide toch uit Germaansche denkwezen, dat zegt bij monde van Goethe: ‘Wer Wissenschaft und Kunst besitzt, der hat Religion.’ Wat in-valsch. Want wetenschap, zij is nooit en nergens anders dan materialistisch pozitief, is nooit een geleider naar de religie. Wel is de kunst een buurgebied der religie. Wagner is, om de uitspraak van den ouden Goethe te bekrachtigen, kunst met wetenschap gaan legeer en, rationalisme met intuïtie, wederzijdsch incompatibel, gaan verwarren.
Van de Voorde zegt: De Latijnen hebben meer verstand dan ziel, de Germanen meer ziel dan verstand.
Even terechtwijzen: De Latijnen hebben intuïtie en verstand. De Germanen hebben verstand. Wat de volstrekt onbepaalbare entiteit ‘ziel’ in dezen komt aanrichten ontsnapt ons.
De Germaan kent nooit de geestelijke onrust der mysterieën. Daartoe is hij te stelselmatig zelfzeker, en bewust.
De Latijn heeft altijd geestelijke onrust. Daarom is hij in heel zijn levenshouding nooit zelfzeker, altijd impulsief bewogen.
De Verlichting der Germanen is vlak intellekt. De Germaan betoogt, de Latijn zegt. De Germaan brengt denkwendingen, de Latijn denkkracht.
Alles moet aan de meet worden herbegonnen, zoo schreven wij bij den aanvang van dit vertoog. De XlXde eeuw, die der rationalistische lampionmakers, heeft ons op, alle gebieden der geestelijke bedrijvigheid kunstmatig licht geleverd. Wij moeten weer bellenblazers worden. Zoo alleen kunnen wij den regenboog en zijn kleurensluier vangen. Voor de XIXde eeuw was het Ik het Centrum van wereld en