gebieden der creatieve artisticiteit zij zich doorzet, mist een klare bazis, mist zin voor klassieke wetmatigheid. De Germaansche kultuur is een reus op leemen voeten.
De Latijnen zeggen, de Germanen fingeeren.
Wat de Latijnen rechtstreeksch uit de intuitie zonder veel omslag uitdrukken, komt bij de Germanen slechts als het moeizaam produkt van een stelselmatig denkvormenkompleks. De Germanen zijn meesterlijke toepassers, geen rechtstreeksche scheppers.
Waar Vermeylen den Vlamingen toeroept: More brains! zeggen wij den Duitschers: Enough brains!
Natuurlijk zijn alle poetische theorieën van Franschen oorsprong, maar zij ontwellen aan de creatieve intuïtie zelve dan als de Duitschers ze gewis formaal kompleter, maar zonder intuïtie konstrueeren met de tuigage van een opgeschroefd intellektualisme. Daaruit vloeit de door V.d.V. terecht aangegeven noodzaak voor de Duitschers, zich meer dan andere kultuurvolkeren het doen te interesseeren voor geestelijke dingen buiten hun eigen kultuurkreits. Hierin een platonische belangstelling zien is feil. Het ging er hoofdzakelijk om, het creatieve minderwaardigheidskomplex van Germaansche herkomst te verlevendigen, nieuwe sappen in te enten.
‘Die neue Rundschau’ ontwikkelde belangstelling voor Valery, Gide, Claudel, Cocteau. Maar waar zijn de namen, de Duitsche namen die als tegenhanger van deze trits kunnen fungeeren?
Werfel? Edschmidt? Else Lasker Schüler? Die stammen toch uit Israel.
Sedert impressionisme en symboliek zijn letteren en plastische kunsten in Duitschland schatplichtig aan Frankrijk, waar een grondnoot wordt aangegeven die bij de overrijnschen verder wordt vervooisd.
Paul Jaumot en Waldemar George hadden overschot van gelijk met hun bewering, dat de Fransche kunst de voortreffelijkste, de meest harmonische van Europa is.
U.V.d.V. wil dit weerleggen door een unfair argument. Waar zijn in Frankrijk Donatello, Michel Angelo, Raphael,