VIII. Op den dool
Een week of wat nadien beviel Aleida van een kerngezonden jongen. en Edmond beschouwde hem met vaderlijken trots. Daar zou werkelijk een degelijk, sterk man uit groeien, sterk van gestel en wakker van scherpzin en verstandelijk vernuft.
Het kind van Willem, een meisje, Gabrielle gedoopt, werd aan de liefdevolle zorgen en aan de toewijding van de gestichtszusters overgelaten.
Nooit zooveel patienten als thans had het gesticht gekend. Uit alle klassen der samenleving verzamelden zich daar de aangetasten. Dank zij de verpleging onder toezicht van Dr Edmond Norabs, werd de verdere ontwikkeling der geheime ziekte gestremd en voorkomen door treffende voorbehoedmiddelen.
De Dokter was de ware lieveling, de uitverkoren van alle verpleegde kinderen. Overigens, hij vergold hun genegenheid ruimschoots door zijn gulle hartelijkheid en door den onoembaren schat lekkernijen en speeltuig, die bij ieder onderzoek uit zijn diepe vestzakken opdoken.
Sedert den dood van zijn vrouw had men Willem nergens meer ontmoet.
Hij voelde zich na dien dag zoo rampzalig. zoo ellendig, dat hij vragend besloot er een einde aan te maken. Dan was hij gaan omdwalen langs de boorden der kroosbegroeide vestingen, Zelfmoord plegen. Ei, komt, zoo hij dan toch een rampzalig einde moest hebben, kon hij zelf aan zijn ondergang meewerken, zijn eigen gestel sloopen en duivelschgenot beleven door die satanische zelfveroordeeling. Langzaam als een zeker gift zou hij zich aan den drank verslaven. Teug na teug zou met de tijdelijke