De dwaze rondschouw
(1926)–Victor J. Brunclair– Auteursrecht onbekend
[pagina 30]
| |
Oergrond!
wonnedronken heb ik u bezoend.
O! Z'n lach te stemmen op de trilnoot der morgenwel
weg te drijven met de luwte mee
op een vlot van aromen
in der oneindigheid opaalzee.
Hooger dan de leeuwerikswijs
vreugde rijs,
versmelt in het Al, mijn wezen, puur
grenzeloos,
hart aan hart met de natuur!
Meer dan inerte leem,
meer dan onbezielde materie, ligt in de omstrengeling der wegen
het landhuis.
Ieder raam
vat in zich saam
messidors gulden zonnezegen,
verworden, met het reuzelend briesgeruis,
tot rijmen in een feestelik poeëm
Forellenbeek, windlied, lichtspelingen in het ragranke lover
rustieke prieëlen in zonnetover
en uit der heuvelen zangerig heffen en dalen
golft, stille wijding aan God, weids, de pastorale
| |
II.Kruis op 't gefrazel over oorzaken en gevolgen!
metafiziek, empirie, ratio, kennis.
Naar de lommerd met de steen der wijzen!
Vorsers van perkament,
dor in uw sel,
chimist, historikus, denker, heel de trits,
niemand doorgrondt de kosmiese geheimenis,
dan wie aanvoelt de hartslag van wat onmiddellik is.
Jochei, Pantagruel!
Lift naar god, m'n hemelvaart in 't firmament,
spiegeling van m'n wezen, ontdubbeld in de vijverkom
opgang in de machtige groei van het woud, panesk heiligdom,
harst is op m'n aanschijn gedropen
alomtegenwoordig bloeit jenseits der zinnen, m'n kernwezen duizendvormig open.
| |
[pagina 31]
| |
IIIZomerbloei, bladerval,
eeuwige ruil tussen nihil en al,
rijzen, vergaan,
het majestatiese en het broze
wenteling van het albestaan,
bestendige metamorfoze
zo de eeuwige godsgaven in elk oogenblik aanvaarden
brasero van 't leven, schemer des doods,
adelt ons geluksbegéren tot deemoed voor de goede moeder aarde.
Ieder atoom is nietig en groots.
|
|