De dwaze rondschouw(1926)–Victor J. Brunclair– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] Gebed Nu dageraad mal in de kamer zwijmelt o Heer, ik durf niet voor de spiegel treden want reeds is het vroom gebaar dat neeg mijn omschaduwde leden diep voor Uw grootheid in parodie verkeerd en het berouw onwaar Ik heb een slechte daad bedreven de droesem in mijn leven o Heer, U ter offerande geheven Mateloos is de vrees voor het wederbeeld nu satanies een monkel rond dees torve lip speelt. Muiterij der aandriften tegen mijn zwak gezag schaamte brandt haar blos op deze koon zo vaal Milder o Heer tot goedheid de hoon sonore schennis in mijn lichte lach! Zelfbespiegeling, mijmerij o de nevelige ik-gestalten binnen mij tot een lichtkern van waarheid ballen zo zouden de sierselen der logen mij ontvallen In 't barnen der temptatie, o Heer geef mij eenvoud en ootmoed weer laat mij de kracht vergaren onder de stormklok der schuld alle ijdelheid, schrille sireen stil te bedaren! Vorige Volgende