De dwaze rondschouw(1926)–Victor J. Brunclair– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Wij smekelingen om het wonderwoord die het schamele hartsheiligdom met armelike sierselen tooiden tot vol diepe majesteit de hemelse bruidegom intrad deemoed is tot hoge godverrukking opgegloord weeldetuin der overgave en ontferming gleed over bangelik bidden: demp de boze bronnen dle ons laven voer de herder uit verdoling in ons midden geef bevrijding waar wij staan in duistere dwang gekoord. Gretig hebben wij geluk gegaard tot schepels uitgehold de garstige handen schennis brak het zuivere vat van offerande ter lege herberg draalt een stroeve waard. Zoveel dromen zijn verstorven op dorre gronden viel ons manna melaats verworpen toen wij traden aan vreemde tafelen te gast veel schemerdalen zijn doorzworven en om de nood die alle levensgang belast is wild geschrei. Diamantschittering ligt bedolven in mensenogen grotten van mysterie waar de hoge zee fosforeseert [pagina 28] [p. 28] laat ons de koene visser wezen en grondeloos dalen weggewoelde gesteenten uit de diepten halen zo klaren zij met de gesternten die over de wereld zijn onsterfelik op in Gods bestendige schijn. Voor donkere zondaars zijn de wegen blank herfstblos wordt de mergel op hun koon gebenedijd golft de zang van lof in paradijsmuziek en fluweelklank doof alle driftvuren voor de witte woon Ik schoorvoet in het late licht Vorige Volgende