De dwaze rondschouw(1926)–Victor J. Brunclair– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Tweespalt. In mijn kelk steeg droesem hoog Ik mager lichtschuw weg in schaduw nu in purperen mantel het leed over mijn aanschijn boog God schonk een afglans van zijn aureool de goede gloed is in mijn lamp getaand Uit veilige landing gaat mijn broze boot ten dool rag time op de baren Schalmeien hebben genood tot lustenspel 's Meesters wekroep overstemd waar werd gemaand naar offerbergen van loutering. Een ploeg van beproeving is door mijn voorhoofd gegaan heilig met Uw tekenen God dit smartenland verkeer gesel in genade zo worden de grauwe groeven tot lichtingen gewijd zondoorbaden en daalt benedijding op mijn schuwe schand [pagina 27] [p. 27] Zaaier van goedheid bracht ik het heil naar de scharen een korrel gestort in open harstgronden werd als giftbloem tussen oogstgarven weergevonden Stuwing is rond mij van heidenen in hun waan Heer, laat niet de paradijsmuziek in mijn gorgel verschorren wandel, o mijn Heiland, door de gaard waar bloeiselen dorren moet het leliënbed van mijn onschuld in woekergroei vergaan? mijn beefhand slaan aan beeldstormerij O dat ik, nieteling in Uw almacht opvaar naar Uw stille stroom! uitverkoren voor het goddelik getij! Vorige Volgende