De dwaze rondschouw(1926)–Victor J. Brunclair– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Rond de Lamp. Neuriet de samovar ergens in Polen, zo verinnigt weefsel van stemmen Oasis voor alle verdoolden, het wondere doopsel te ontvangen hemelse vlam, die de holte heldert van aardse wangen en veredelt als inkrustsnit op gemmen zo het Licht. In wellen deint het, verspat tot korrels, die de godskroon ontvielen Neerwaarts. De melodiese wind draagt het voort door de allentijdige wenteling van het leven [pagina 22] [p. 22] metamorfose der werkelikheid, ebbe en vloed der getijden, nihil en al, vergankelikheid, hergeboort o stuifmeel, zuiver zonnezaaisel in de open kelken der zielen! Stond van stichting, stond van inkeer! Afgelegd nu der ijdelheid tooiselen, ontdubbel u uit de waan Booglamp over de Waux Hall, sching zo is kalme glorie van de geest, loutering in de lianenwilde tuin der zinnen. Leven rond mij, ik ben de gastheer der goddelike gerechten een zuivere zaal mijn wezen op uw komst bereid. Op deze tafelen parelt drank de dorstigen te lessen, treedt aan, mijn broederen, en nuttig de blonde mannabete, bij dit weids symposion der eeuwigheid. Zolang lei zonde haar smeursel in de daad o woest offensief der lusten, losgestormde horden, kultus der leugen, luister van het vals sieraad, wisseling van de schijnmens janus gelaat achter het harlekijnpak van uiterlik vertoon is de zielsessens als een vloek plots wezenlik geworden pose was mijn deemoed, berekend het mea-culpa, het gebed veinzerij, ging ik omgord in ruige boetpij, ik was dilletant van de eenvoud, O de begeerten en hun camouflage, pijniging in zelfstrijd, beangstigend dolen van een duizendvoudig Ik, speelbal tussen tegenpolen, tans is mijn trots tot de godsaanschouwing te neigen tans is tot goedheid mijn mateloos leed gedijd. De staf van de kluizenaar in de oude wereld geplant bot bloeisels uit van het Beloofde Land Open de sluis! Graven de liefdegolven zich een bedding vertakt in een gans stroomgebied. Vorige Volgende