De dwaze rondschouw
(1926)–Victor J. Brunclair– Auteursrecht onbekend
[pagina 21]
| |
't evangelies gebaar van de zaaier over de voren
door God gebenedijd
zijn vroom geloof in de oogst
rust op het effen droomgelaat
der villas in de banlieue,
leve de trem
omdavert me de koorts reeds der tentaculaire grootstraat,
o. sportpaleis, boksmatch, zo nietig de ring in 't geweldig amfiteater
éénzielige mensezwerm
trottoirdeerne
filmdiva op het zuivere kinoscherm
alle zal 't wijd openluiken van mijn Ik omvatten.
Wie het hart ontdekt van alle momenten
kan ik zijn leven ontsterfelikheid enten.
Niet een stond bestendigen
De golfslag van het bestaan, fluks en refluks,
ebbe vloed heen en weerkeer
ontbloeien vergaan
saam voelen stromen op onze flanken
de wereldloop in zijn onvolmaakt verschijnen
binnen ons verinwendigen
in opperste goedheid verreinen
tot hij onder de toets van schoonheid omvormt
en buitenwaarts in de daad zegerijk uitstormt.
Dit kondigt doorheen de sferen Halleluja, de herrijzenis
van de Mens die rein wezenlik en goed is,
inluider van een nieuw getij.
|
|