om quaedt te doen, vertroost u met den 37, ende 73.
Zijt gy aengevochten door wanhope ende desperatië, soo hebt gy den 39.
Soo gy Godt bidt te willen beschermen uw' onnooselheyt, hebt gy den 58.
Soo gy u vindt verlaten van der geloovigen vergaderinge, oeffent u in de 84, en 120.
Zijt gy gequelt ende gemoeyt door qualick-spreeckende ende valsche getuygen, gebruyckt den 109.
Soo gy ten strijde gaet, hebt gy den 144.
Dese navolgende zijn bequaem den genen die Godt danckbaerheydt vertoonen willen, na de gelegentheydt der saecken.
Soo gy u genoeg vindt van der doodt verlost te zijn, hebt gy den 30, en 138.
Is het dat gy Godt dancken ende loven wilt, na dat Hy u bijstandt vertoont heeft, soo sult gy den 40, bequaem vinden.
Dese navolgende zijn oorbaerlick den genen die hen tot lof-sangen ende verwonderinge van Godts wercken begeven.
Soo het is om groot ende kondig te maecken Sijne wercken, sult gy Hem loven met den 8, 19, 29, 104, en 111.
Soo gy Sijn goedtheydt verbreyden wilt, hebt gy den 24, 33, 65, 66, 103, 118, en 145.
Soo gy verheffen wilt Sijn barmhertigheydt ende waerheydt, hebt gy den 88.
Om te verkondigen Sijn grootheydt, den 97.
Om te prijsen Sijn rechtveerdigheydt, oeffent u met den 92, ende 93.
Om te bewijsen Sijn voorsichtigheyt, den 75, 113, 136, en 139.
Om te prijsen Sijn Wet, den 19, ende 119.
Om Hem te dancken dat Hy ons tot Sijn volck verkoren heeft, zijn bequaem den 9, en 60.
Om u met Godt ende in Godt te verblijden, den 47, 50, 96, 118, ende 135.
Om te verwecken alle creatueren oft schepselen tot Godts lof, gebruyckt den 148, ende 150.
Dese achtervolgende zijn oorbaerlick den genen die hare verseeckertheydt ende hulpe in Godt alleen stellen, den 46, 62, 63, 88, 91, 97, 125, 127, ende 146.
Dese navolgende begrijpen in hen eenige beloftenissen ofte Prophetiën van Christo ende Sijne Kercke ofte vergaderinge, den 2, 22, 45, 50, 72, ende 110.
De 41 Psalm is een lof-sang van den genen die gerechtelick oordeelt over den rechtveerdigen in sijn tegenspoedt.
De 49 heeft in hem begrepen een seer schoone beschrijvinge van d'ydelheydt deser wereldt.
De 82 is een heylige vermaninge aen den Princen ende Richteren des aerdtrijcks, om recht te doen na behooren.
De 101 vertoont hoe ende in wat manieren een goedt Prince hem behoort te dragen.
De 1, 103, ende 128, geven u te kennen het geluck ende voorspoedt van de menschen die in Godts Wet wandelen.
De 90 geeft ter contrarië te kennen de elendigheyt van den genen die Godts Wet niet en achten.