| |
| |
| |
Hoofdstuk 7
Schone oorzaak waarom mensen dromen. Wie van parels droomt staan tranen te wachten. Erg aardig gedichtje om dit te bewijzen. Velerlei zoetigheden over droomuitleggers, hemelkijkers, almanakmakers en meer van die lieden. Een opmerkelijke geschiedenis. Komisch antwoord van een vrouw aan haar man.
Ik heb lang met een pientere jongedame zitten praten over dromen. Misschien zegt iemand dat wij onze tijd verdaan hebben met iets onbenulligs, want wat is ijdeler dan een droom? Ik antwoord dat ook daarin de Goddelijke goedheid zich krachtig manifesteert. Want als slapen goed is, dan is het logische gevolg dat dromen ook goed is. Caelius Rhodiginus geeft een heel plausibele verklaring. Zoals ons gemoed, zegt hij, overdag met echte beelden wordt bestookt om niet in slaap te vallen, zo wordt het 's nachts in beslag genomen door valse taferelen om ons niet te snel te laten ontwaken, want dromende mensen worden trager wakker.
De jongedame vertelde me dat ze gedroomd had over parels en nu was ze bang dat haar ongeluk te wachten stond, omdat ze mij ooit had horen zeggen dat parels tranen betekenen. Ik dacht niet dat zij reden tot angst had voor enig onheil. Want al zouden alle schoonheden van haar gelaatstrekken volkomen uitgewist zijn, dan zou ze nog zulke bekoorlijke eigenschappen hebben dat engelen haar zouden beminnen. En alle overige stervelingen zouden, als ze haar al niet aanbaden, haar op zijn minst alle soorten van diepe eerbied betuigen. Overigens had zij het goed onthouden. Voor droomuitleggers betekenen parels niets anders dan tranen. Zij baseren hun voorspellingen op een dubbele grondslag, namelijk op de ervaring en op een zekere mate van analogie in gelijkenis tussen onze dromen en de uitkomst. Ze spreken van ervaring wanneer veel mensen die
| |
| |
hetzelfde droomden, ook dezelfde voor- of tegenspoed meemaakten. De analogie in gelijkenis ontlenen ze aan verschillende zaken, zoals we kunnen afleiden uit de dromen die zij als voorbeeld geven. Iemand zag een berg op zijn lichaam vallen, dat voorspelt vernedering, zeggen ze. Want een berg is een groot gevaarte en eervolle functies zijn uitstekende kwaliteiten. Een ander droomde dat hij blind geworden was; dat duidt op het verlies van kinderen, zegt Artemidorus, omdat wij hen even lief hebben als onze oogappels, die het allerdierbaarste zijn. Cardanus zag in zijn droom een ster op zijn huis vallen, die onmiddellijk uitdoofde. Dat betekende, vertelt hij ons, de gunst van een vorst, maar slechts van korte duur. Nu, iedereen weet van de grote gelijkenis tussen tranen en parels, wat genoemde jongedame enigszins beducht maakte. Dichters kunnen daar aardig over schrijven. Hoe zoet klinken bij voorbeeld de verzen van een edelman op de tranen van een dame, die hij met parels vergelijkt? Ik bedoel dit geestige rijmpje:
Ch' alberga nel mio cuore
Per gli occhi distillava il suo dolore.
Uscir le perle da suoi chiari rai,
E vidi poi, che da si lucid' acque
Partori Amore, ed io divenni amante.
De voorname dame en koningin
Die haar verblijf houdt in mijn hart
Liet haar verdriet uit haar ogen druppelen.
De parels uit haar heldere stralen gaan,
En vervolgens zag ik dat uit zo heldere wateren
| |
| |
De schone Venus werd geboren,
Amor voortbracht, en ik werd tot minnaar.
Maar zelfs samengesmolten kunnen alle geestigheden die op dit thema ooit uit mensenbrein zijn gepuurd, niet tippen aan de tiende zang uit de bundel verzen van ridder P.C. Hooft. Oh, als mijn welsprekendheid mijn volmaakte eerbied evenaarde voor wat zijn Edelgestrengheid daar zegt over de lauwe traantjes die vrouw Venus in een koel rozeblad opving, tot parels maakte en in goud gevat aan haar oren hing, dan durf ik verzekeren dat de roem van dat wonderschone gedicht al wat er aan voortreffelijks sinds een lange reeks van jaren is verschenen, oneindig ver zou overschetteren.
Zoals ik al zei, droomuitleggers zijn uitermate gespitst op deze analogie in gelijkenis, hoewel het niets om het lijf heeft. Het hoofd, leren zij, betekent de koning of de vader van het gezin; het haar duidt op de dakpannen van iemands woning en op de schoonheid; armen betekenen broers, benen knechten, enzovoort. Misschien zien redenaars wel wat in dit soort grappen, omdat zij ze nog aardig kunnen toepassen. Maar filosofen, die met wijd open ogen speuren naar de grote geheimen van de natuur, achten het geen rotte mispel waard, omdat de namen van die lichaamsdelen hun betekenis niet van nature hebben, maar door een bewuste keuze. Want, vraag ik u, waarom zouden de benen, die het hele dier dragen, niet eerder de meester te kennen geven dan de knecht? Waarom verbeeldt het hoofd de koning en waarom het hart niet, dat toch de bron van het leven is? Het hangt allemaal af van wat de mens goeddunkt en komt geenszins voort uit de natuur. Waarom zou iemand die droomt dat hij met blindheid wordt geslagen, de dood van zijn zonen moeten verwachten? Heeft die droom, als een soort pest, de macht zijn kinderen om het leven te brengen, en het vermogen zonder aanraking in te werken op het stoffelijk lichaam van
| |
| |
een ander? Indien de droom dat vermogen heeft, waarom doodt ze dan niet eerst de dromer zelf? Nee, antwoordt men, de droom is niet de oorzaak, maar een teken. Komisch verzinsel en ongehoorde zaak! Uit de voortekenen aan de vader zal iemand de dood van zijn zonen kunnen voorspellen?
Tekenen van de natuur gaan altijd vergezeld van hun oorzaken, ze zijn als het ware de vruchten ervan. Want waarom zegt men dat ochtendrood water voorspelt? Omdat zeker is dat de lucht dan vol dampen is, die tot wolken samengepakt regen veroorzaken. Artsen kunnen uit het gelaat, ogen, pols, water en andere elementen de nadering van de dood voorspellen. Hoezo? Vanwege het feit dat zij het verlies aankondigen van de natuurlijke warmte, en het afnemen van de krachten, waaruit de dood voortkomt. Dromen kunnen wel iets zeggen over de oorzaken waar ze uit ontstaan, maar toekomstige gebeurtenissen waar ze niets mee te maken hebben, bij voorbeeld de dood van een vader, broer of zoon, de ziekte van iemands vrouw, het vinden van een verborgen schat, het krijgen van een belangrijke functie en dergelijke dingen meer, die kunnen zij beslist niet voorspellen.
Dan houden ze ons allerlei gevallen voor, die zijn verlopen volgens de uitleg. Deels verzonnen, zeg ik, en deels waar, maar de keren dat uitleg en uitkomst klopten is dat toeval geweest. Iemand kan nu eenmaal onmogelijk een hele dag schieten zonder een keer het doel te raken, en zo moet degene die voortdurend gist, tussen talloze leugens ook wel eens de waarheid treffen. Zou het niet stukken beter zijn hen, omdat ze het duizend keer mis hebben, nooit te geloven, ook niet die ene keer dat ze het toevallig bij het rechte eind hebben? Beter dan dat wij miljoenen leugens slikken vanwege die keer dat ze toevallig de waarheid spreken. Het is raar, wij hoeven iemand maar op één onwaarheid te betrappen en we zullen hem naderhand in duizend waarheden niet geloven. Gaat het echter om droomuitleggers en hemelkijkers, dan ligt de zaak heel anders. Wat
| |
| |
kan daarvan de oorzaak zijn? Guicciardini zegt er dit over: Questo procede dal desiderio grande che hanno gli uomini di sapere il futuro, di che non avendo modo altro di avere certezza, credono facilmente, a chi fa la professione di saperlo loro dire, come all' infermo il medico che gli promette la salute. Het komt voort uit de buitengewone behoefte die de mens heeft om de toekomst te kennen. En omdat er geen ander middel is om zekerheid daarover te krijgen, geloven ze licht in degene die er een uitspraak over doet, zoals een ziek mens zich toevertrouwt aan de arts die hem gezondheid belooft. Zeker, niets ter wereld versterkt het bijgeloof in goede of kwade voorspellingen zo krachtig als een gebeurtenis die met de tekenen overeenkomt. Dan krijg je dat de mensen die erin geloven zich in hun hoofd halen dat het een wetenschap is, die op ervaring stoelt en die men niet kan tegenspreken zonder knibbelzucht.
Een aangenaam verhaal dat een illuster voorbeeld hiervan is geef ik de lezer graag. Een edelman was van jongs af aan een vurig aanhanger van dit gedrochtelijke bijgeloof. Hij hield zich aan bijzondere dagen en voorvallen, omdat hij geloofde dat zijn toekomstige geluk of ongeluk samenhing met wat hij had waargenomen. Dit gebeuzel, dat er bij mensen met geoefend verstand nooit in gaat, redde hem echter het leven bij een gelegenheid die ik nu ga vertellen. Zijn ongeluk, of liever, zijn dartele wellust deed hem vervallen tot liefde voor een getrouwde vrouw. Zij was een doortrapte flikflooister, die uit ongenoegen over haar man met haar ogen op buit uit was en deze prooi strikte. Dit alles speelde zich af op het land, waar zij en haar man zich ophielden. Onze edelman bezocht hem dikwijls, wat als buurman zijn goed recht was, en merkte dat de vrouw geheel en al genegen was tot de indruk die hij op haar wenste te maken. En, om het kort te maken, toen hun zielen het eens waren, werden hun lichamen het ook. Hoe handig zij echter (als alle overspeligen) hun weerzinwekkend gedoe trachtten te verbergen voor de ogen van de man, toch sprong er een vonkje
| |
| |
uit hun vuur, dat alles verried. Zulke hoon wil niemand ter wereld ongewroken laten. Hij wiens bed zo deerlijk geschonden werd, nam het vaste besluit zijn handen in hun beider bloed te wassen. Want bedrogen echtgenoten vinden geen zeep beter dan dat purperrode vocht om vlekken van dien aard te verwijderen. Hij gaat op wacht staan om de boosdoeners op heterdaad te betrappen en hun schande over hen te storten. Hij was erachter gekomen, dat zij elkaar 's avonds of 's nachts voor hun pleziertje dikwijls ontmoetten in een ommuurde hof waar de minnaar met een touwladdertje in wist te komen. Deze kans aangrijpend verschool de echtgenoot zich met een knecht achter een schutting, beiden gewapend met degens en pistolen. Maar terwijl de snoeplustige edelman onderweg was naar het ongelukkige bezoek, deden zich twee of drie tekenen van rampspoed aan hem voor. Een wolf kruiste zijn pad, hij hoorde een raaf krassen en het afgrijselijke gekrijs van een uil. Deze voorboden van tegenspoed beroerden zijn bijgelovige karakter zo hevig dat hij ettelijke malen stilstond om terug te keren. Maar zijn geile lust was nog sterker dan zijn bijgeloof, waardoor hij verblind verder ging, in gezelschap van zijn knecht die altijd zijn paard naar een afgelegen plek leidde, wanneer hij bij het gewillige memmedier vertoefde. Toen hij aan de voet van de muur was gekomen en zijn laddertje had geplant, kwamen hem de ongelukstekenen voor ogen. Zij overmanden zijn gemoed zo geweldig, dat hij zijn knecht als eerste over de muur liet klimmen, getooid met zijn hoed en mantel, met de opdracht om te kijken of de dame al gekomen was. De dienaar voerde het gebod van zijn heer vlot uit en liep naar de vrouw, die met open armen op hem afstoof in de veronderstelling dat het haar snoeper was. Op dat moment kwamen de verscholen mannen aangerend, schoten de pistolen op hen leeg en volvoerden met degens het weinige dat nog nodig was om die twee ellendige schepselen af te maken. De rokkenjager begreep
toen hij de pistolen hoorde knallen onmiddellijk dat ze verraden waren, en
| |
| |
zijn hoofd een klein eindje boven de muur uit stekend, zag hij beide lichamen ter aarde gestrekt en de man die zich blij maakte dat hij hem, die nog in leven was, gedood had. De volgende dag werd deze moord bekend, en toen het lichaam van de knecht werd gevonden in plaats van dat van zijn meester, kwam de waarheid zoals wij haar beschreven hebben aan het licht. Waarschijnlijk heeft deze opmerkelijke gebeurtenis zijn bijgeloof krachtig versterkt. En wie weet of hij nadien niet liever al de tien Geboden zou hebben overtreden, dan gezondigd tegen een enkel voorschrift van die bijgelovige hersenschimmen?
Jazeker, het gaat hier net als met de almanakken. Met die ene waarheid die ze eerder bij toeval dan door gedegen kennis spreken, oogsten ze meer aan geloof dan met duizend leugens aan ongeloof Als een heerser een eind zou willen maken aan deze wanprodukten, hoefde hij alleen maar op het moment dat de almanakken voor het komende jaar gedrukt worden, tegelijkertijd een boekje te laten verschijnen met de miskleunen van het vorige jaar. Want als iedereen daarin bespeurde hoe weinig de almanakmakers in het verleden voorzien hadden, zou men ook hun nieuwe toekomstvisies niet willen geloven. Deze kwestie bespreek ik elders uitvoerig, daarom geef ik hier alleen nog een grappig gedichtje over dromen om te eindigen zoals we begonnen. Ik vertaal dan wel niet alles, maar ik denk niet dat het erg is, want aan dit ene hoofdstuk zullen verstandige lezers meer geschikte stof tot spreken kunnen ontlenen dan men gewoonlijk in een heleboel andere boeken vindt. Vrienden, goede avond hiermee; voor mij wordt het tijd om te gaan slapen.
Cis, by that candle, in my sleep, I thought,
One told me of your body you were nought:
Good husband, he that told you, lied, she said,
And swearing laid her hand upon the bread.
Then eat the bread, quoth he, that I may deem
That fancy false, that true to me did seem.
| |
| |
Nay Sir, said she, the matter well to handle,
Since you swore first, you first must eat the candle.
Cis, ik zweer bij deze kaars dat in mijn droom
Iemand mij zei dat u mij ontrouw was.
Manlief, wie dat vertelde loog, zei zij
En zwoer het door haar hand te leggen op het brood.
Eet dan dat brood op, sprak hij, dan kan ik geloven
Dat het een vals gerucht is wat mij de waarheid leek.
Neen Heer, zei zij, om dit goed af te handelen,
U zwoer het eerst, dus eet u eerst die kaars.
|
|