| |
| |
| |
Hoofdstuk 5
Uitgelezen Duits spreekwoord. Of schilders geen mooiere beelden kunnen maken dan de natuur. Foute aanpak van Apelles. Ongewoon geluk van Protogenes. Koningen lieten vroeger het schilderij van een mooie vrouw rondzenden in de hoop iemand te vinden die met het model van hun weelderige lusten overeenkwam. Gedichtje op een mooi meisje. Aardige passage van Suetonius en Tasso om te bewijzen dat elk argument zijn tegenargument heeft. Dat het geen liefde is, wanneer men een mooie vrouw bemint. Verzen van Henricus Stephanus die daarop slaan. Hoewel Oostindische vrouwen de eerbaarheid zeer toegedaan zijn, laten zij zich gebruiken door wie er een olifant voor wil geven. Kluchtig verhaal van Aeneas Sylvius. Van schoonheid en lelijkheid. Dan zijn de jongetjes het mooist, wanneer zij het meest lijken op de meisjes. Overaardig puntdichtje. Bevallige spreuken, die van pas kunnen komen bij een huwelijk.
Ik kom ergens vandaan waar ik het schilderij van een vrouw heb gezien dat veel te mooi was om waarheidsgetrouw te zijn. De gedachten die bij het kijken ernaar in mij opkwamen zal ik precies zoals ze me voor de geest komen, zonder ze te ordenen, op papier gooien.
Lumina sint Melitae Iunonia, dextra Minervae,
Mamillae Veneris, sura maris Dominae:
Dat betekent, een jongedame mag de wenkbrauwen van Juno hebben, de ogen van Venus, de handen van Minerva en de voeten van Thetis, maar toch zal zij het bij dat beeld niet halen. Wil je liever het Duitse spreekwoord? Zij mag het hoofd van Praag hebben, de borsten uit Oostenrijk, de buik uit Frankrijk, de rug uit Brabant, de handen uit Engeland, de voeten van de
| |
| |
Rijnstroom en de dijen uit Zwitserland, maar met al deze volmaaktheden komt zij er bij het schilderij waar ik van sprak niet eens aan te pas. Daarom dacht ik onmiddellijk, dit is geen schilderij van een werkelijk bestaande jongedame, hier heeft een vaardig penseel in een lustige luim de Ideeën van de schoonheid nagebootst zonder ze te zien. Apelles dacht het anders te klaren, want toen hij het plan opvatte een volmaakte schoonheid uit te beelden, koos hij van verschillende vrouwen het beste deel. Zulke taferelen kunnen, lijkt mij, nauwelijks iemand behagen behalve degene die ze gemaakt heeft.
Niet dat ik denk dat een schilder ons geen mooiere afbeeldingen kan schenken dan ooit uit handen van de natuur zijn gekomen (op het tegendeel heb ik al gewezen), maar daarvoor heeft hij een tikje geluk en een beetje toeval nodig (zoals de zangvirtuozen hun stem komt aanwaaien) en geenszins de regels van de kunst. Men zegt dat het eerste wat vrouwen te binnen schiet ook het verstandigste is, omdat de hemel alleen hun dat heeft ingegeven zonder hun toedoen. Zo zien we dikwijls het willekeurige toeval een zaak zo gunstig ten einde brengen, dat zelfs wie zich hardnekkig en ijverig tot het uiterste zou inspannen, het zo goed niet had gekund. Bij Antonio Perez is hier een prachtig verhaal over, de moeite waard om na te kijken. En over Protogenes wordt verteld dat hij met veel plezier een hond had geschilderd tot in de details. Maar toen het hem niet lukte het schuim en snot naar zijn zin te krijgen, sprong hij woedend op, greep zijn spons die besmeurd was met verf in allerlei tinten en smeet die de hond naar zijn kop om alles uit te wissen: fortuin bestierde de gooi zo gelukkig dat de bekladde spons de hond aan de muil raakte en aldaar volmaakt voor elkaar kreeg wat de kunst niet gelukt was. Op zo'n manier zou iemand het moeten aanpakken om natuur naar de kroon te steken; want wenst hij zich stipt aan de regels van de kunst te houden, dan zal de teleurstelling dat het mislukt is de enige vrucht zijn van zijn angstvallige vlijt. Waaruit volgt dat de
| |
| |
aanpak van Apelles ongerijmd moet schijnen. Ook geloof ik niet dat die oude meesters van wie Claudianus spreekt in zijn gedicht bij het huwelijk van keizer Honorius, Apelles navolgden.
Non ego luxuriam regum, moremque secutus
Quaesivi vultum tabulis, ut nuntia formae
Lena per innumeros iret pictura penates.
Nec variis dubium thalamis lecturus amorem,
Ardua commisi falsae connubia cerae.
Ik heb niet het voorbeeld gevolgd van decadente
Prinsen, die een schilderij langs talrijke huizen zenden
Opdat de afbeelding als een koppelaar het gezochte gelaat toont.
En de moeilijke taak van het sluiten van een huwelijk
Heb ik niet aan een onwaardig wastafeltje opgedragen,
Mijn liefde her en der in de slaapkamers zoekend.
Sommige koningen, vertelt hij ons, hadden de gewoonte om de afbeelding van een vrouwenfiguur die ze hadden laten schilderen door knappe meesters, rond te sturen tot in alle uithoeken van hun rijk om te zien of misschien ergens een maagd gevonden werd die overeenkwam met het model voor de weelderige lusten waarvan zij bezeten waren. Men kan zich indenken dat de meest aanvallige trekken van de wereld hadden gediend als inspiratiebron voor die beelden. Zo ging het ook met het schilderij dat mij hierop gebracht heeft. Het plezier dat het kijken ernaar mij verschafte verdreef de fluimige traagheid van mijn hersens zodat mij dit rijmpje ontviel:
Afbeelding van een schoon Juffertje.
Hoogstatelijke kunst, Gods heerlijkste schenkage,
Door wie vereeuwigd wordt zodanig personage,
| |
| |
Die anders dood was, wis,
Voor d' ogen niet alleen, maar ook voor d' heugenis;
Met wat een zoet geweld vermeestert gij mijn zinnen!
Door dit uitheems vertoon van 't puikje der Godinnen?
Opdat haar poes'le vlees, geen kneep en krijg', of krauw:
Want zij is niet gemaald, z' is levend en waarachtig,
Zij weet geluid te slaan dat ieders ziel bemachtig':
En schoon zij nu niets zeit,
Laat iemand spreken eerst, zo doet zij hem bescheid.
De zevende regel van dit madrigaal komt overeen met wat Ovidius in boek tien van de Metamorphoses zegt over Pygmalion, die de ivoren maagd die hij gecreëerd heeft heel omzichtig behandelt:
Et credit tactis digitos insidere membris;
Et metuit pressos veniat ne livor in artus.
En hij denkt dat zijn vingers verdwijnen waar hij haar aanraakt;
En hij is bang voor blauwe plekken onder de druk van zijn handen.
Gekscherend vroeg ik of iemand niet verliefd zou worden op zo'n beeld? Dat moest wel een onedele liefde zijn, meende een jongedame, waar ik het niet mee eens was. Want, zei ik, wie een voorwerp bemint dat hem met weermin kan belonen, die bemint niet het voorwerp, maar zichzelf. Echte liefde was pas, vond ik, liefde die niet gepaard gaat met belang of eigenbelang. Zie daar, hoe waar het Italiaanse spreekwoord is Ogni medaglia ha il suo riverso. Elk rechtertje heeft zijn linkertje. Zeker, er bestaat geen argument dat geen tegenargument heeft, als wij het maar weten om te keren. Suetonius zegt in zijn levensbeschrijving van keizer Germanicus dat hij dikke, gezwollen benen had; hij dacht dat dit kwam doordat de vorst voortdu- | |
| |
rend te paard zat. Torquato Tasso daarentegen, de schrijver van het Verloste Jeruzalem, vertelt ons in zijn vergelijking van Frankrijk met Italië, hoe hij waargenomen heeft dat de Franse edellieden dunnere benen hebben dan de Italiaanse, en hij geeft er dezelfde verklaring voor, namelijk, dat zij voortdurend te paard zitten. Een vrijgezel werd gevraagd waarom hij geen vrouw nam? Neem ik een mooie vrouw, was zijn antwoord, dan zal ik haar delen met anderen; en neem ik een lelijke, dan zal ze mij een straf zijn. Neem je een mooie vrouw, sprak zijn vriend, dan zal zij je geen straf zijn, maar neem je daarentegen een lelijke, dan zal je haar niet delen met anderen. Maar genoeg hierover. Tussen twee haakjes, er bestaat een Grieks epigram, dat wel enige betrekking heeft op wat ik zei over de liefde. Daarin wordt ons voorgehouden, dat het beminnen van een mooie vrouw strikt genomen geen liefde mag heten. Want als het iemand om de schoonheid te doen is, dan mag gezegd worden dat hij een genegenheid voor haar voelt die iedereen die haar zag haar evenzeer zou toedragen. De vertaling van het bewuste puntdicht, die dacht ik door Henricus Stephanus gemaakt is, zal ik hier opschrijven.
Zo luidt het:
Ce n' est amour, aimer la femme belle,
En se laissant conduire par ses yeux:
Car chacun peut aimer la femme telle,
Qui a des yeux de beauté curieux;
Mais s'il advient qu'un à aimer s'addonne
Un laideron, et qu'il en soit épris,
Le nom d'amour il faut bien que l'on donne
A ce qui fait qu'un tel parti ait pris.
Een mooie vrouw beminnen is geen liefde,
Zich mee te laten voeren door zijn oog:
Want dat kan iedereen, zo'n vrouw beminnen,
Wanneer je oog voor schoonheid hebt;
| |
| |
Maar als iemand zich overgeeft aan liefde
Voor een lelijkerd, en daar verrukt van is,
Dan moeten we wel liefde noemen dat,
Wat ervoor zorgt dat die partij gekozen is.
Let op vrienden, dit is pas echte liefde, en dat wist ene Jangat heel goed die, toen hij een ander met zijn lelijk wijf op bed bezig zag, verre van in woede te ontbranden, zich terstond op zijn knieën liet neervallen en God dankte omdat er nog zo veel liefde in de wereld was. Hoe geweldig verschillen de mensen in zeden en gewoonten! Hoewel in Oost-Indië de eerbaarheid in groot aanzien staat, zal een getrouwde vrouw aan iemand die haar een olifant aanbiedt, zich zonder er een seconde over na te denken overgeven; en de echtgenoot rekent het een grote eer dat zijn vrouw op zo hoge prijs gesteld is. Hoe anders zijn wij van instelling! Maar voordat het mij ontschiet, wat men over de Litouwse dames van adel vertelt is nog veel vreemder. In het openbaar, en met medeweten van hun man, hebben zij allemaal een paar minnaars, de zogenaamde helpers in het huwelijk. Dit wordt de vrouwen niet tot schande gerekend, maar als een man zich met de een of andere snol inlaat is dat de grootste oneer waar hij mee gebrandmerkt kan worden. Als je dat allemaal overweegt, zou je dan niet bijkans zeggen dat Aristippus geen ongelijk had met zijn opvatting dat eerbaarheid niet gebaseerd is op de natuur maar op de gewoonte. Honestum non natura sed consuetudine constare.
Aeneas Sylvius vertelt een kluchtige geschiedenis over die grappige gewoonte. Een hertog reed met een fraaie stoet de Litouwse jonkvrouw die hij tot vrouw had genomen tegemoet. In haar gevolg trof hij een jongeling, erg knap van uiterlijk en geweldig sterk van lijf en leden. Wie hij was, liet hij meteen vragen, want de hertog dacht hem te moeten begroeten als een broer of neef van zijn nieuwbakken echtgenote. Werd geantwoord, dat volgens de zeden en gewoonten in Litouwen de
| |
| |
vrouwen die van adellijke afkomst waren er een, twee of drie bijslapen op na hielden, al naar gelang de rijkdom van hun man, opdat wanneer die in gebreke mocht blijven, de lasten van het huwelijk intussen door die jongeheren werden ondergaan. Welnu, de flinke jongeman was door zijn vrouw tot dat doel meegebracht, opdat wanneer Mijnheer de Hertog door ziekte of om andere redenen niet in staat was zijn plicht te vervullen, Mevrouw intussen door deze stevige knaap gestreeld kon worden. Na deze uitleg wilde de vorst zijn plaatsvervanger in bed met geweld ten prooi aan de honden voorwerpen. Maar door tussenkomst van vrienden liet hij zich nog tot genade bewegen, op voorwaarde dat die hupse Venusruiter op staande voet weerom naar Litouwen zou ophoepelen.
Maar wij zijn afgedwaald van onze mooie en lelijke vrouwen. Daarover terloops nog iets, en dan moet het afgelopen zijn. Wanneer iemand in Italië drie, vier of meer dochters heeft, leert een reiziger ons, worden ze als ze mooi zijn onmiddellijk uitgehuwelijkt. Zo niet dan verandert men hun liefelijke namen van Lucia, Cynthia of Camaena in Dorothea, Ursula of Brigitta en stopt ze daarmee in een klooster. Alsof niemand voor het huwelijk deugt behalve uitgesproken schoonheden. Dit zou met het humeur van de Heer van Montaigne wel overeenkomen, zoals ik uit deze woorden van zijn edelheid afleid: Si l'une ou l'autre des deux beautés devait faillir à une Dame, à répondre en conscience, je quitterai plutät la spirituelle: elle à son usage en meilleures choses: mais au sujet de l'amour, sujet qui principalement se rapporte à la vue et à l'attouchement, on fait quelque chose sans les grâces de l'esprit, rien sans les grâces corporelles. C'est le vrai avantage de Dames que la beauté: elle est si leur, que la nätre, quoi qu'elle désire des traits un peu autres, n'est en son point que confuse avec la leur, puerile et imberbe. Als een vrouw een van de twee schoonheden moest missen, dan antwoord ik naar eer en geweten, dat voor mij de geestelijke schoonheid zou mogen afvallen. Die heeft weliswaar zijn nul in hoogstaande za- | |
| |
ken, maar in de liefde die zich voornamelijk bepaalt tot zien en aanraken, kan men het stellen zonder geestelijke charmes, maar niet zonder lichamelijke charmes. Schoonheid, zegt de verstandige ridder, is bij uitstek het wezenskenmerk van de vrouwen; zij is haar zo eigen, dat de schoonheid van ons mannen, al verlangt die iets andere trekken, toch alleen maar iets voorstelt wanneer er vrouwelijke trekken in
zitten, wanneer zij jeugdig is en baardeloos. Mij dunkt dat in die woorden grote zoetheid steekt. En dit is de oorzaak waarom Glycera, een vermaarde courtisane, bij Athenaeus stelt dat de jongetjes dan pas mooi zijn wanneer zij op de meisjes lijken. Tum demum formosos esse pueros, cum sint foeminis quam simillimi. Wat ook dat gouden puntdichtje van Ausonius op een mooi jongetje wil zeggen:
Dum dubitat natura, marem, faceretne puellam,
Factus es ô pulcher paenè puella puer.
Terwijl dat vrouw Natuur vast bezig was met denken,
Hoe zij u best zou schenken
Der schoonheid meeste glans,
Schiep zij, zoet jongetje, een meisje u bijkans.
Om dit af te ronden, John van Salisbury adviseert mannen te letten op het uiterlijk van hun vrouw, opdat zij ons niet verfoeilijk voorkomt wanneer wij een andere vrouw zien. Beide uitersten, schoonheid en lelijkheid, hebben hun ongemakken. Pulchra cito adamatur, foeda facile concupiscit, dat wil zeggen een schone wordt snel bemind en een lelijke ontvlamt licht zelf. Wat te doen? Ennius maant u in zijn tragedie Menalippa als een vriend, sume statam formam, si vis habere incolumen pudicitiam, ofwel neem er een van de tussensoort, wanneer gij uw eer intact wilt houden. Zij moet niet te mooi of te lelijk zijn. Dit is te prijzen. Anders moet het oordeel in het boek Policraticus van Salisbury gelden, Caeteris paribus, majori miseria deformis ha- | |
| |
betur, quam formosa servatur. Als de balans voor het overige in evenwicht is, zegt hij, geeft het meer ellende een lelijke vrouw te houden, dan een schone te bewaren.
|
|