verklaren mits desen, dat wy ons niet genoegh en konnen verwonderen, over den onverdrietigen arbeydt, ende groote neerstigheydt, welcke sijne A. in dit sijn werck besteedt te zijn, doet blijcken; als mede over de geleertheydt van sijne A. haer in dit werck deurgaens vertoonende. Want nevens dat het seer moeyelick is, in ghedichten op mate loopende, de woorden van den Text te volgen; soo hebben wy nochtans bevonden, een goet deel der Psalmen voorsz met den Hebreeuschen Text van woordt tot woordt vergeleecken hebbende, deselve soo nae met den Text voorsz over een te komen, dat ons dunckt, niet wel mogelijck te zijn, datmen ’t selve in een gedicht op de mate gestelt, gheluckigher soude konnen uytwerken. Wy en weten niet dat