De CL. Davids psalmen
(1644)–Johan de Brune (de Oude)– AuteursrechtvrijEen Psalm, een liedt: voor den Opper-Zangh-Meester op Neginoth. | |
§1GOdt zij ons gunstigh, end' zegen' ons;
Doe zijn aenschijn aen ons lichten. Sela!
Op datm' op aerd' uwen wegh kenne,
Onder all' Heydenen, uw heyl.
De volcken sullen u,
| |
[fol I2v, p. 132]
| |
Godt, prijsen; de volckenGa naar margenoot+
Zullen al te saem
V loven; de natien
Zullen haer verblijden,
End' vrolick juijghen:
| |
§2Om dat ghy de volcken zult richten,
(Met) recht; ende de natien
Op aerden, zult ghy leyden. Sela!
Volcken zullen u, Godt, loven:Ga naar margenoot+
Alle volcken zullen
V loven. D' aerde geeft
Haer vrucht. Godt, ons Godt,
Zeghent ons; Godt zeg'nt ons;
End' all' eynden der aerd'
Zullen hem vreezen.
|