De CL. Davids psalmen
(1644)–Johan de Brune (de Oude)– AuteursrechtvrijEen onderwijzinghe, een Liedt der liefden: voor de Opper-zangh meester, onder de kinderen van Korah, op Schoschannim. | |
§1MYn herte gheeft op eene goede reden;
Ick zegg' myn' gedichten uyt van een Koninck:
Mijn tong' is een penn' eens wack'rens schrijvers:
Ghy zijt veel schoonder dan 's mensches kinders:
In uwe lippen is ghenaed' uyt-ghestort:
Daerom heeft u Godt eeuwighlijck ghezegent.
O ghy Heldt, gordt uw sweert aen de heupe;Ga naar margenoot+
Vwe Majesteyt, end' uw' heerlijckheydt:
| |
§2End' rijdt voorspoedelijck in uw' heerlijckheydt,
| |
[fol F6r, p. 91]
| |
Op 't woort van trouw, end' zachte rechtveerdigheydt:
End' uw' rechter-handt leer' u vreeslijckhe'en.
Vwe pijlen zijn scherp: volcken zullenGa naar margenoot+
Onder u neer-vallen, zy zullen treffen,
In het herte van des Conincks vyanden.
Vw throon, o Godt, is eeuwich end' altoos:
De staf uws rijcks, is een billigheyds staf.
| |
§3Ghy lieft gerechtigheydt, ende haet god'loosheyt:Ga naar margenoot+
Daerom heeft u, o Godt uwe Godt ghezalft,
Met vreughd'-oly, boven u met-ghenoots.
Al' uw kleeren zijn myrrh' end' aloe,
(End') Cassie; uyt de yvoor-palleyzen,
Boven de ghene, welcke u verblyden.Ga naar margenoot+
Dochters van Conincklijcke-vorsten zijn,Ga naar margenoot+
Onder uw' kostelijcke staet-dochters.
| |
§4De Coninginn' is aen uwe rechter-hand
Ghestelt, in't alderfijnste Goudt van Ophir.
Hoort, o dochter, end' ziet, end' neyght uw oor',
Ende vergeet uw volck, end' uws vaders huys:
Zoo zal de Coninck uwer schoonheyd lusten:Ga naar margenoot+
Dewijl' hy is u Heer, buyght u voor hem neer:
En Tyrus dochter (met) de rijckste van 't volck,
Zullen uw aenzicht met gheschinck smeecken.
| |
§5Des Conincks dochter is heel' eer van binnen:
Haer kleedinghe is van gouden Borduersel.
Zy zal den Coninck werden toe-gheleytGa naar margenoot+
In sticksel-werck: de jonghe dochteren,
Haer medghezellinnen, die achter haer zijn,
Zullen u werden toe-ghebracht; zy zullen
Met blijdschap ende vreught gheleydt worden:
Zy zullen in 's Konincks Palleys in-gaen.
| |
[fol F6v, p. 92]
| |
§6Vwe zonen zullen zijn in de plaetzeGa naar margenoot+
Vwer voor-vaderen:ghy sult-ze zetten,
Tot Vorsten, over de gantsche aerde.
Ick zal uwen name doen ghedencken,
Van gheslacht, tot gheslacht. Daerom zullen u
De volcken eeuwighlick end' altoos loven.
|
|