Uitbreiding over honderd leerzaame zinnebeelden
(1722)–Claes Bruin– Auteursrechtvrij
[pagina 182]
| |
[pagina 183]
| |
Op het XCIste Zinnebeeld.
Zie hoe het weeldrig Pluimgediert
In deeze Karsseboomen zwiert,
Doch niet om vriendschap te betoonen,
Maar om 't genot der vrucht die 't plukt.
Hoe krachtig wort hier uitgedrukt
Watschyndeugd in dien mensch moet woonen
Die met de lippen streelt en vleit,
Terwyl de ziel met bitterheid
Vervult is om zich eens te wreeken;
Die steeds op 's naastens welstand vloekt,
En niets dan tafelvriendschap zoekt,
Om zynen vriend naar 't hert te steeken;
Die veel van God en Godsdienst spreekt,
Doch in 't gemoed veel adders kweekt
Van de allersnoodste-gruweldaaden.
ô Monsterdier, ô vleiery,
Die door bedekte dwing'landy
Weet duizend zielen te verraaden!
Gelukkig is hy die uw aart
Leert kennen, en zich zelf bewaart,
Met's Hemels hulp voor uwe laagen:
Want die, door yd'le waan verblind,
Zich aan uw schynvermaak verbind,
Zal nimmermeer Gods oog behaagen.
Men tracht dan door de oprechte deugd
Naar de onverwelkb're en waare vreugd.
|
|