Uitbreiding over honderd leerzaame zinnebeelden
(1722)–Claes Bruin– Auteursrechtvrij
[pagina 126]
| |
[pagina 127]
| |
Op het LXIIIste Zinnebeeld.
Gelyk de Zonnebloem zich keert
Naar 't licht dat haar dien naam doet draagen;
Zo wend de ziel die niets begeert
Dan 't geen de Alwysheid kan behaagen,
't Gezicht haar de ongeschape zon,
En laat zich koest'ren door haar straalen:
Zy weet steeds uit die Levensbron
Verkwikking troost en raad te haalen,
En wysheid die 't all' weegt en wikt,
En doet haar 't goud voor slyk verkiezen;
Waar door zy nimmer vreest of schrikt,
Om 's waerelds vriendschap te verliezen,
Die zy maar acht voor yd'le waan:
Zy volgt den glans die haar doet leven;
Zy kleeft haar' Schepper achter aan:
Dus lagcht zy als de boozen beeven:
Ze ontfangt in 't welbewust gemoed
Den wederstraal van 't Alvermogen,
Die haar met hemelsch Manna voed,
Waar door de geest wort opgetoogen
In 't voorpaleis der hoogste vreugd.
ô Wie verlieft niet op de deugd!
|
|