over een candidaat-notaris, dien zij in Engelberg heeft ontmoet.
Mijn zegen, lieve vriendin, mijn zegen! Mijn zegen, lieve menschen!
Maar ik had vanmiddag een mal slottafreel met juffrouw Joosten.
Stilte en een glas gloeiende rozen op mijn tafel.
Stilte.
Ik raad van wie. Nu moet ik aangenaam zijn verrast.
Maar neen, ik ben niet aangenaam verrast. Ik ben een lomperd. Die bloemen hinderen mij. Zij hinderen mij voelbaar.
- Tktktk! - tktktktktktktk!
- Tktktk!...
- Neem u even op? Voor Schelm & Doeniet, Deventer.
...Bènt u er?...
‘Wij hebben de eer de goede ontvangst te bevestigen van’... ziet u maar na. - ‘In antwoord hierop...’
- U moet dat niet doen, juffrouw Joosten. Ik vind uw bloemen heel mooi en waardeer de vriendelijke bedoeling...
...haar potlood op den vloer.
- Wees nu eens redelijk, zeg ik, bukkend. U begrijpt toch waar dat onvermijdelijk heen moet.
Het arme kind slaat aan het schelden. Ik heb haar reden gegeven aan te nemen... zij heeft gemeend...
- U had geen recht iets van dien aard te meenen, juffrouw Joosten.