Ik had je zeker gebeten en gekrabd. Sander is heel anders. Wij zouden ons leven lang vechtende samen kunnen zijn, mishandeling ondervinden als een bestanddeel van ons geluk.
Toch - zoo is 't beter. Ik ben nu weg, in Milaan. Van hem kan ik geen soldo aannemen, dat begrijp je wel. Jij bent als mijn vader, jij lieve, zachte, goeie, goeie, vent. Hier, met je lobbeskop tegen mij aan!
Laat spoedig van je hooren. Zelf reken je wel uit, hoeveel ik noodig heb om den eersten tijd ook daarginds - stel je voor, dat ik de Wimpels niet zou vinden, zooiets kan toch gebeuren - het uit te zingen. Hoe verheug ik mij op de zon! Ik zie mij liggend op het marmer van een tempel - neen, ik zal je niet weer verdriet doen door te beschrijven, hoe ik mij zelf daar zie. Geloof je niet ook dat sommige menschen, ik bedoel vrouwen, kunstenaars-geboren zijn met de middelen van hun lichaam? Schrik niet, lieve, domme jongen! Jij bent zoo heel niet ingewikkeld.
Ik brand natuurlijk op je antwoord. Hier een zoen. - Philine.’
Driftig, om af te doen, schel ik om den kassier. Vraag aan het reisbureau... Milaan - Palermo eerste klasse... Neen, dank je, Pluijm, ik zal zelf wel verzenden.
Een goed deel van den middag ga ik de penitentie door, rekenen, wat zij zal noodig hebben voor reis en verblijf, het koopen van den wissel, den brief.