steghe, je plaats aan tafel te geven naast haar, - ja, dat heb ik voor je over gehad, een brief aan mevrouw Tersteghe, na de bejegening die ik van Jeanne heb moeten ondervinden! Schrijf mij eens over haar, over Toos van Galen meen ik, want die intrigante gaat mij niet aan. Ik zou je zoo graag weer gelukkig zien!
Nu wat anders. Maarten is terug, Ada moet een jaar minstens in Davos blijven. Zielig! Voorloopig ben ik nu de vrouw des huizes, zorg dat de goeie jongen het rustig heeft voor zijn werk, houd hem gezelschap. Met het Fordje zijn we gister samen wezen toeren - ik heb langs de rechte wegen mogen sturen. Gaat mij al goed af. In een week, zegt Maarten, ben ik een volleerd chauffeuse. Leuk! Gegeten in Apeldoorn. Maarten valt heel erg mee.
Laat mij nu spoedig eens van je hooren, jongelief. Hoe je Toos hebt gevonden. En of je je niet alleen voelt, m'n arme jongen! Waarom kan ik niet bij je zijn, voor je zorgen! Zul je oppassen met de naderende kou? Je bent zoo vatbaar. Wij hier hebben, rozig van den auto-tocht, al het haardje moeten aansteken. 't Was erg gezellig, maar wij hielden het niet lang uit, gingen vroeg naar bed.
Laat juffrouw Donker je wintergoed in orde maken, zul je?
Ik kreeg een langen brief van Beelaert. Uit Venetië. Toch sneu, dat ik niet meegegaan ben, hij drong zoo aan. Waarom eigenlijk niet? Wat zijn we nog conventioneele menschen, wij modernen!