Pregel....
Vreemd, ik denk: Juliaan, als iedereen, en zijn gemeenzaamheid werkt op mijn zenuwen.
- Weet je het al? Ik ga trouwen.
- ....
- En weet je met wie, Jaap?
Lucas, de bediende, wachtte op zijn bestelling. Bescheiden en dringend. Als een rechthebbende.
- ... Ja, geef mij een Nummer Drie, bestelde Pregel, traag, alsof hij een probleem had opgelost.
Omstandig hing hij zijn jas met bont aan den Weener kleerstander, borstelde voor het spiegeltje aan zijn mouw, nam den tijd om zijn broeksknieën op te trekken, ging eindelijk dan toch zitten.
- Je wilt me wel toestaan...
Lucas bracht ook het mandje mee, stengels en blokjes kaas, die hij besteld had.
In onze broekspijpen, zaten wij.
- Nu weet je nooit met wie ik trouwen ga, schreeuwde Pregel, zijn hand nog eens op mijn mouw.
De vent praat over gaten heen, hij heeft de gewoonte zijner onbeantwoorde beweringen.
- Met jouw vrouw, Jaap! Met Philine. Is-ie even goèd?
Zijn dom lachen bedelde om mijn bijval. Hij dronk zijn port op het welzijn zijner onbeschaamdheid.
- Is-ie goèd?
Ik stond op, betaalde.
Misschien toch geprikkeld door de gedachte, dat