Vrouwen, schoon en begeerlijk, werden den slaafschen inzet van het spel, of beidden angstig popelend den afloop, wie der in minnenijd op dood en leven worstelende mannen zij gedwongen zouden zijn te volgen.
En nog eens gulzigde 't bloed naar bloed: wraak om een gevallen vader of broeder, vergelding om vrouwenroof, krachtmeting om de krijgsmanseer van geslachten. Stammen scheidden zich af, bouwden wrokkig hun dorpen aan gene zijde der rivier of verder weg in de ontoegankelijke bosschen. Binnen hun vlecht- en graafwerken zochten verslagen horden hun veiligheid. Een geklaag van vrouwen en angstige kinderen ging op in den nacht. Op hun legers lagen mannen te sterven aan hun gekorven wonden.
Meer en meer in deze noodzaak van weer en verweer, wier oorzaak niemand meer speuren, noch door vreedzaam bedenken verklaren kon, meer en meer raakte dusdoende krijgsmanskracht, sluwheid, behendigheid in uitzonderlijke eere.
Den knapen werd geen hooger doel meer gesteld: in ieder familieverhaal, dat 's avonds bij den haard werd verteld, stonden de veeten met bloed geschreven. De nachtelijke lucht schudde van krijgsgezang; de oudste van den stam toog zich in 't schrikkelijk roofdiervel, met hoornen op den kop, om den roem te gedenken der helden, den smaad te doen striemen als een zweep over de nog arglooze harten. In stilte, vuistenballend, zwoeren de jongelingen bloedige vergelding.
De waan, de waan deed deugden zien in verwildering en smaad. Zachte, teedere vrouwen reikten hare liefde aan den dapperste. Ook hare harten waren bedwelmd van den heldenzang, zij zagen den jongeling rijzen van het vuur, groot, in de gespannen welving zijner spieren, blakend het