Toen zag hij zich als vader der geslachten. Het kennende was uit hem.
Als een kool, die blad na blad gevouwen tot in het hart, wonderlijke knop van kiemen, de vruchtbaarheid omsloten houdt, zoo lagen in hem de geslachten geknopt, geen den ander gelijk, wezensdrommen van eindelooze verscheidenheid en variatie bij gelijken naam en oorsprong.
Ook dit was zijn wonder.
Reeds in zijn zonen Kaïn en Abel had zich zijn geest in tweeërhande deeling verdubbeld: Kaïn de sombere, de weter en peinzer, Abel de droomer, wiens geest in eigen inhoud schatten vond - tusschen de woorden zijner vertelsels zagen de luisteraars een wonderlijke beelding van het paradijs, en hoe de bloemen geboren werden, en de vruchten, en hoe al 't gevogelte in den hemel kwam, en al het gedierte in de wouden, de visschen in de beek, de wormen en mollen, die het onderaardsche bewonen.
Het rund, telend, wierp zich een rund, de ezelin voelde een spartelend veulen het lijf zich ontglijden. Maar aan Eva's vruchtbaren schoot had hij, Adam, twee wezens van zijn wezen geoogst.
Herbegon hij den schouw over den ruimen worp zijner kinderen, hoe krielden en kibbelden zij in hun wezensverscheidenheid, geen twee hetzelfde! Zoovele, ongetelde, wezens had zijn flank omvat; de aard van zijn aard was van zoo welige menigvuldigheid, - in verder teelt zou het zijn als de verschietende kleuren des gespleten lichts, talloos van veelheid en schifting!
Hij besefte: er bestond minder onderscheid tusschen een vogel en een mier, een visch en een hinde dan er zijn zou tusschen de telgen van zijn broed.
Verrukt van zijn ikheid, begon hij zich af te scheiden van het heelal, een afzonderlijkscheppings-