éven meten.... nee, nog wel een centimeter.... een centimeter minstens, en dan een houten pen....
Het gat, trechtervormig, werd steeds wijder, maar niet dieper. De boor leek bot te worden. Gevaarlijke scheuren sprongen in het pleister. Toen de prop!
De prop was een haastig afgezaagd stuk bezemsteel, met het zakmes aangeslepen, zoo dik als een wortel. Als een ruit sprong het pleister onder de werking van de wig. De pen stuitte en de hamer sloeg een kwast.
- Netjes bijpleisteren... fluisterde de ongelukkige.
Gehaast, of hij een misdrijf te verbergen had, ging de Bouwheer naar buiten om pleister uit den kalkput. Het was Zaterdagmiddag, niemand kon hem verrassen. Met een houtje lepelde hij kalk bij elkaar, hij vond een plankje met een handvat, verheugd en haastig keerde hij naar de plaats des misdrijfs terug.
Hoe ging dat ook weer?
Hij trachtte de kalk in het gat te duwen. Maar dat vervloekte goed wilde niet plakken. Zwaar, klodderig viel het op den vloer. Stukken muur kwamen mee naar beneden, de wond werd steeds grooter en vochtiger en met razende ketsen, zooals hij meende dat hij de stucadoors had zien doen, keilde hij de zware kalkbrei in het gat. Hij duwde met de vingers, kneedde, stopte, het werd een smeerboel overal.
- Mannie, kom je koffiedrinken? vroeg de Bouwdame vriendelijk om de deur....
- Ja, dadelijk! Maak me niet zenuwachtig.
Gelukkig kwam ze niet binnen. En in een rennetje