uitgeveegd, dat in een krijtachtige dofheid was opgedroogd.
Daarover moest nu het dekverf komen, welker kleur men kiezen zou.
En de Schilderspatroon, de Bouwmeester, de Aannemer, de Opzichter, een toevallig daarlangs komend Timmerman, Mevrouw, de Zon, de Verversknecht met een schommelend blikje in de hand en het gezicht of hij de koe was die geslacht moest worden, stonden om den Bouwheer heen, vroom wachtend op zijn hooge beslissing.
- Als we eens géél namen.... sprak hij eindelijk, onzeker.
- Geel is een akelige kleur! blafte Mevrouw, bijterig en schielijk, alsof ze dat allang had willen zeggen.
- Als u mij toestaat, Mevrouw, zei de Architect met gezag, als u mij veroorlooft mijn meening te zeggen, dan wou ik zeggen:
- Er is géél en géél. Er is chromaat en cadmium en siena en curcuma en oker. Alles gemengd met wat rood of wat bruin. Wanneer Mijnheer zijn keuze nader bepalen kon....
De Bouwheer, niet in staat nader te bepalen, zag den Schildersbaas aan, die een verhandeling begon over gedekte kleuren en doorschijnende kleuren.
Wat hem betrof, hij was gewoon oker te gebruiken, dat voldeed het best.
De verversknecht, als de koe die geslacht moest