de baas had het toch gezegd, Gerrit was gisteravond met de kar weggereden, waar zat Gerrit nu? Zóó als het was, konden ze in elk geval niet werken.
De heele verwaaide troep zag de Bouwheer in de keuken staan, als de burgers van Calais, en niemand die het helpen kon, er was geen specie en geen steiger, en wie het tijdverzuim nu betalen moest?
- Ik stel je baas aansprakelijk! schreeuwde de Aannemer. Moet hij maar zorgen op z'n tijd te zijn!
De burgers van Calais vonden het ook. Zij vonden het een kwaad ding, ze vonden dat ze er niets aan konden doen. Met hangende handen tusschen twee aansprakelijkheden laveerend, slenterden ze heen.
Juist kwam daar Gerrit met de rammelende kar.
- Hei! hei! schreeuwde de Aannemer. Doch ze waren alweer weg, de burgers van Calais. Het leek of ze haast hadden, dupe te worden van het misverstand.
- Mijnheer, hebt u een oogenblik? vroeg de Bouwheer zonder overtuiging.
- Ieder op z'n beurt! stemde de Aannemer toe, luisterend met verloren ooren.
Het was dan dat de schoorsteen niet op de goede plek gemetseld was. En mevrouw had nog wel zóó gezegd: het bankje, dat mooie eikenhouten bankje, met de gobelin, moest z'n plaats hebben tusschen den schoorsteenmantel en den zijmuur. Dat ging onmogelijk zooals het was, neen het ging onmogelijk.
- Hoeveel centimeter? vroeg de Aannemer. - Jongetje!