redderd poolkamp, ge vindt ze ook in de directiekeet.
Behalve papieren ontwaart ge er monsters steenen, muurtegels, ‘hang- en sluitwerk,’ (waaronder scharnieren, sloten, deurkrukken en dergelijke worden verstaan) plankjes met kleurproeven, geluidwerend materiaal, schroefbouten, en twee vuile koffiekoppen, waarin de gonzende wespen avonturen.
Keet is keet, geen Keetje zal hier redderen.
Wanneer Robinson Crusoe uitging, deed hij de vaat, ordende zijn hut, veegde den vloer, zorgde voor de beesten.
Dat was een heele geschiedenis, men kon nooit weten wie er kwam.
Van den goeden Robinson kon men, als van Gretchen, getuigen!
Nicht jedes Mädchen hält so rein!
Daarom is het niet heelemaal rechtvaardig, de directiekeet te vergelijken met zijn hut. De wereld op San-Juan Fernandez was eenvoudig en Robinson, voor zoover het menschelijke aangaat, haar schepper, kon haar volledig aan.
In de wereld van het bouwen is dat anders. Niemand is bij machte haar te stempelen tot ‘zijn’ wereld, er de schepper van te zijn als een spin van haar web, er kern aan te geven, als het wespje aan den galappel.
Men ontwerpt, men beschrijft, men becijfert en dan komt er iets heel anders. Dan komen er kalk en balken, steenen en draadnagels. Dan komen er jongens