ten zetten zij zoo'n kapspant op z'n duizelige plek, gekroond als een nieuwe haring.
Want aangaande de vlaggen is een kwestie van ‘préséance’ ontstaan, men weet nooit precies, welke vlag geheschen worden zal, en overmits het onverstandig zijn zou, bij zulk een feestelijk feit iemand te kwetsen in zijn meeningen en overtuigingen, haalt men het neutrale denneboompje uit het bosch, dat moet de vlag dan maar verbeelden.
Zoo'n denneboompje is net zoo feestelijk als een vlag.
Men kan erbij gaan zingen ‘O Tannebaum, o Tannebaum!’ dat is een quaestie van seizoen, maar meen kan er ook zoomaar plezierig naar kijken, hoe diep groen zoo'n gezellig jong boompje is, net een groen vogeltje met neergestreken veertjes.
Tegen een blauwen hemel is niets zoo vroolijk als een jonge den.
Daarom heeft de versierder dezer aarde de denneboompjes op de bergen geplant. Daar staan ze in hun ware vaderland, en de eene klimt nog hooger dan de andere en wanneer het voorjaar komt, zetten ze allemaal lichte kaarsjes op, dat is hun manier van Kerstfeest vieren.
Toen dan het denneboompje zoo verleidelijk stond, werd de Bouwheer discreet gewaarschuwd - geinspireerd tot wijn en zulke dingen.
Liefst had hij muzikanten laten komen, of een vervaarlijke gramofoon om voor den dans te spelen, iets