- Hebt u gedacht aan mijn mooie eiken bank? vraagt de bedeesde gastvrouw. Eén meter zeventig - was het niet één meter zeventig, man?
- Komt in orde, mevrouw, komt in orde!
- Het is nog een bank, weet u, van mijn grootmoeder, zet de Bouwheer, vriendelijk uitleggend, in.
De Huisdame knikt.
- Al onze meubels zijn familiestukken. Dat is zoo aardig! Overal zit een herinnering aan vast.
- Deze zelfde tafel, waaraan wij zitten, is de tafel waaraan in het jaar zesendertig de grootvader en grootmoeder van mevrouw zijn getrouwd. Dezelfde tafel!
De tafel zwijgt als een oud dametje dat nieuwe menschen gepresenteerd krijgt. Maar deze menschen zeggen niets. Het zijn onbehouwen wezens.
Hoe anders had de Bouwheer zich dat voorgesteld! Iets van een vergadering van commissarissen, een erfenisverdeeling, een politiek onderonsje om Jan candidaat te stellen, gezellige Jan, Jan van alles. Iets van een vader met den aanstaanden schoonzoon, een doopvisite, den verjaardag van tante Bets.
In elk geval, iets meer van hemzelf, nu het lang gedroomde, als een ongeboren stamhouder omtroetelde Huis tot materialisatie komen zal.
Aan bouw-materialisatie had hij niet gedacht!
- Gasleiding driekwartduims.
- Driekwart! noteert de aannemer in zijn beduimeld boekje.