Zij deed wat hij verlangde, zette zich op zijn dikke, afwachtende knie als op een stoel. Zijn arm lag om haar rug bijwijs van leuning. Zijn zware lichaam had de bevrorenheid van wasdoek. Zij snikte.
‘Nu moet je mij goed begrijpen, lieve kind,’ begon hij, een beetje gehinderd, haar te troosten. ‘Ik had dit niet verwacht, je stoort mij eigenlijk in mijn werk. Wanneer ik zeg: ik heb naar je verlangd, vaak, dan is dat geen leugen. Mijn warm, lief lammetje, dat zo kleumend tot me komt. Zeker, het is heel lief wat je doet, ik had er niet op durven hopen. - Laat me je iets aandoen, je rilt, je hebt het koud.’
Voor haar plaats makend, wikkelde hij een kledingstuk om haar kleine zieligheid.
‘Zo - zo is het beter, nu zit je op mijn stoel. Waar moet ik nu zitten?’ zocht hij rond. ‘Ik kan onmogelijk, met mijn gewicht, op jouw knieën. Nee, blijf daar maar.’
Hij drukte haar op de stoel terug, er was geen tederheid in zijn voze handen. Niets van een man, een minnaar, een vriend, een vader. Een kille zorgzaamheid, waarin de ergernis om de storing voelbaar bleef. - Wat ging hij zeggen?
‘Je moet mij goed begrijpen, Toetje,’ hoorde zij hem zeuren ergens in de kamer. ‘Ik kan dit niet ineens aanvaarden. Ik kan het niet. Op ieder ander uur misschien, want je bent mooi en ik vind je lief. Wanneer je wil, begrijp je, ik was nu met dichten bezig. Het ging heel goed, zulke ogenblikken moet je gebruiken. Die dingen komen onverwacht.’
‘Ja, juist,’ zei ze star, nauwelijks een geluid. ‘Ik begrijp het, ik ben niet op jouw uur gekomen. Je was, als ik het zo noemen mag, bezet.’
De dichter daarginds in de kamerruimte werd boos. Zijn stem zakte. Zij hoorde hem in de verte, maar hij naderde, naderde.
‘Op die manier kan ik onmogelijk doorgaan. Er is een