naar Schoonheid, naar Gerechtigheid, naar Vrede!
... Ja, naar den Vrede!
Want hoe verheven zij de les, daar door verre ballingen ons voorgehouden, verhevener nog de Menschheid in haar eenparigen blik naar het Licht!
Als een kind dat ter Communie gaat...
Wij gelooven... O, wij gelooven in haar! Zij doolde, maar tot bezinning keerde ze, zij bereidt zich tot inkeer, zij vat hare hooge idealen weder op!
Zóó is de zin van het schouwspel dat wij zagen heden aan het station, - dat allen zullen zien aan den langen, langen weg dien de vredestrein neemt naar de heilstad in het Oosten.
Is het niet of de Star in het Oosten herbegon te bloeien, en de Koningen leidde, naar Bethlehem?
Daar togen eenmaal naar Bethlehem drie Koningen, en de Star was boven hunne hoofden, en de Star wees den weg...
Als toen, ja! komt het ons voor...
En wij buigen de knieën... siddrend wachten wij de genade!’
Zoo schoon, zeiden de menschen, was hierin uitgedrukt wat allen gevoelden!
Den eersten trein, ongeacht, volgde de tweede met de soldaten...