Daarom had die ander hem nu met z'n geld en z'n mooie praatjes het meisje, waarvan hij hield en voor wie hij z'n vader trotseerde, afgenomen.
Minder dan ooit tevoren kon Maarten nu Joden dulden. Hij had, met rustige voornemens gekomen, onmiddellijk wetend, dat Daniël een Jood was, getracht z'n weerzin ten onder te brengen, omdat Daniël hem goed en rustig leek en hij bovendien den eersten dag al vernam, dat hij de beste vriend was van zijn neef. Maar hij had zichzelf niet kunnen overwinnen. Het gevoel van intieme samenwoning met een Jood knauwde hem en irriteerde hem voortdurend. Daarom had hij het samen-eten voorgesteld, wetend dat Daniël daaraan niet kon meedoen en hij bruskeerde Dries, om Daniël niet dadelijk te doen merken, dat hij eigenlijk hem alleen bruskeeren wilde.
Ten slotte had hij van Hein geëischt, dat hij het samenwonen met Daniël zou verbreken of met hem, Maarten, alleen ergens anders heen zou trekken.
Maar Hein had geweigerd en nu was het besloten en vastgesteld, dat Verrijn de woning verlaten zou en met anderen gaan samenwonen. Hij wilde zijn vriendenwoord aan Daniël niet breken en evenmin zijn neef steunen in diens antipathie, al vond hij die antipathie begrijpelijk.
‘Jij vindt die antipathie begrijpelijk?’ Het was het eenige, dat Daniël antwoorden kon. Schril en hortend schoten de woorden naar boven uit zijn genepen keel.
‘Ja, begrijpelijk... 'k heb niet gezegd sympathiek...’
‘Begrijpelijk, dat iemand antisemiet is, begrijpelijk, dat jullie altijd generaliseert? En als een Jood iemand z'n meisje afneemt, vind-je 't begrijpelijk dat hij dan Joden niet langer dulden kan? Dat allemaal vind jij begrijpelijk? Een man, een ploert heeft Verrijn z'n meisje afgenomen. Als het geen Jood, dus een zoogenaamde Christen was geweest, zou hij dan nu alle Christenen haten? Waarom is het altijd de Jood... niet de man, maar de Jood, die het heeft gedaan?’
Hein was onthutst om Daniëls heftige bitterheid. Onthutst en ontstemd óók. Hij had dankbaarheid verwacht, verblijding om wat er besloten was. Hij hield veel van Daniël, maar voelde zich ook zéér tot Verrijn, die zijn eigen neef was, een onstuimigen, bij tijden hevig-onbillijken, maar fijnen en voornamen jongen aangetrokken. Toch had hij Maarten opgeofferd en hem feitelijk de deur gewezen, nu het om Daniël ging. En Daniël deed nu zóó. Hij antwoordde niet, bedacht, dat Daniël wel wat heel licht geraakt was ten aanzien van zijn geloof en zijne geloofsgenooten. Heftige reacties van zijn vriend op vrij-onschuldige opmerkingen van anderen kwamen hem in den zin. Er was altijd een soort spanning, als ze met velen en vroolijk bijeen waren, een spanning die Daniël met z'n wantrouwen en overgevoeligheid schiep.