volkomen-vreemden voor elkaar gemaakt. Esther voelde, dat Daniël haar minachtte, omdat ze kleeren aannam, en soms zelfs geld, van Lizzie Naumann, en al voelde ze zelf haar positie bij de Naumanns als vernederend, ze wilde dat voor den jongen niet bekennen.
Hoonende opmerkingen zeiden haar, dat Daniël haar volkomen doorzag, haar schaamte voor hun Jood-zijn, haar stiekem overtreden wist van ritueele voorschriften, niet uit eigen overtuiging, maar eenvoudig omdat ze haar lastig waren en belemmerden, haar onverschilligheid voor ouders en broers. Toen moeder op het ergst ziek lag, was zij eruitgeloopen om te toeren met Lizzie Naumann, vaag berouwend, wat ze deed, maar 't niet kunnend laten te zitten pronken in 't keurige rijtuigje met de kleeren van 't stille kind naast haar, zelf-bewust rondkijkend, alsof van haar 't rijtuigje en Lizzie háár gast was.
Roosje was nu elf, en ze speelde nog altijd met de kinders uit de buurt, weggejouwd of genadig aangenomen naar lust en luim der anderen. Ze kibbelden vaak te zamen, want Roosje was kribbig en huilerig zoodra ze haar zin niet kreeg, maar vader gaf haar altijd gelijk, omdat ze gedwee en gehoorzaam was en fleemen kon.
Geen van allen konden ze haar eigenlijk schelen. Van moeder hield ze wel, maar om wat díe zei, gaf ze heelemaal niet. Eén keer, dat vader uit was en den heelen dag niet thuiskwam, was ze zoo maar bij Lizzie blijven eten. Lizzie's vader had wel raar opgekeken, toen hij haar, thuiskomend, aan z'n tafel vond, maar hij was toch héél vriendelijk geweest en had haar een groot glas wijn ingeschonken.
En wat had ze gesmuld, dien dag! Warm kalfsvleesch, heel wat anders dan dat droge kouwe vleesch van thuis en erwtjes en aardappels, met de saus op één bord. Thuis aten ze anders, lang niet zoo lekker. Ook soep vooraf en pudding en vruchten toe. Alles van mooie borden, met zilveren lepels en vorken. Het dessert uit fijn kristal, vingerkommen en messenleggers naast het bord; een groot, blank servet voor haar. En mevrouw zoo vriendelijk, die naast haar zat en haar van alles bediende. En na den eten thee in de veranda, met nog meer lekkers. En Lizzie's vader voortdurend aan 't lachen en grapjes maken, een aardige man!
De gevolgen waren minder aardig geweest. Moeder zóó boos, als ze haar nog nooit had gezien, omdat ze zonder bericht of verlof was weggebleven en van hen allen 't middagmaal had verlaat en bedorven, wijl Daan en Jozef allebei op den zoek waren geweest naar haar. En moeder had gedreigd, dat vader 't zou weten en dat ze zou opgesloten worden, als ze 't nog eenmaal waagde te blijven eten bij anderen.
Lizzie had haar nog herhaaldelijk gevraagd en ook mevrouw, maar ze had nimmer meer gedurfd. Doch een wrok was in haar gebleven, omdat