onderzeese wouden uit, de onnozele insekten, de peuterige visjes boeien mij alleen, wanneer ik ze mij kan denken als miniaturen van grote gedrochten. Voert mij in mijn woonplaats mijn weg langs de klompenwinkel, dan moet ik altijd even naar het modelwerkplaatsje kijken, waar de kleine, stijve mannekes de kleine, plompe klompjes snijden. Wat ik in die ogenblikken onderga, ik zou het niet kunnen analyseren, maar ik weet zeker, dat ik er niet alleen in sta. Vrienden, wie ik over deze mijn voorliefde sprak als over een dwaasheidje van mijzelf, bleken meermalen erin te delen! Trouwens, zou er anders zoveel geduld en zoveel geld aan die oude poppenhuizen zijn besteed?
Denk u dan nu de bekoring van het levend miniatuur, de volmaakte nabootsing van een natuurtafereel, dat men in zijn volledigheid zeker niet vaak te zien zal krijgen: de levensloop van een grote rivier...
We hebben een tijdlang door heuvelland gespoord en zijn nu in een groene vlakte uitgekomen, naar links en rechts weken de heuvels weg, het is nu alles glooiend, weelderig gras. Maar kijk, daar schittert een beekje half verborgen tussen het groen, het is niet breder dan een greppel, het moet op een van die topjes of plateautjes ontsprongen zijn. Plotseling zie ik het als de bovenloop van een grote rivier...
Ja, lezer, als een kind heb ik met die vlugge, tintelende beek ‘riviertje’ gespeeld. Het heuvelland zwol en werd hooggebergte, het onnozel topje zette tot gletsjer uit. Het volgde eerst de spoorbaan en boog dan binnenwaarts af en verloor zich in het groen en bleef een heel eind onzichtbaar, tot plotseling in de verte wilgjes en populiertjes zijn loopbaan duidden. Wilgjes en populiertjes... nu is het rivierlandschap alreeds geschapen!