ander door de wolken verzwolgen worden, zolang Frau Hitt haar pluimen vertoont, zolang blijft het droog.
Meer dan eens heb ik achter de wolken, die stijve, stenen pluimen onderscheiden - Frau Hitt deed haar best en het regende niet - eens zag ik ze door een regenboog heen, en dat is de eerste keer heel verrassend: de immense, stralende zevenkleur niet tegen de hemel, maar tegen bergen aan, vóór de bergen langs uit de ene kim op, in de andere kim neer; de jongens stonden verstomd, en beredeneerden een ogenblik later dat het niets bijzonders was. Ze werd ook een paar maal met sneeuw bedekt, Frau Hitt, want het is deze zomer zo koud in Tirol, dat het sneeuwt op de bergen als het regent in het dal. Eén avond leek het of het zelfs beneden vroor; achter de besneeuwde transen rees de maan omhoog, en straalde door de ijle, ijzige lucht. Frau Hitt had haar blinkende witte pluimen juist midden tegen de zilveren schijf gevlijd. Ik zag het aan uit mijn wijd open raam, ver en hoog over de slapende stad...
Hier is de Patscherkofel mijn weerprofeet, het keerpunt van mijn nachtelijke mijmeringen. De Patscherkofel maakt de glorie en de trots uit van de Igler toeristen - wie hem beklautert, toont zich een kerel, wie het nalaat een nietsnut. Wij hebben ons bij de nietsnutten geschaard, het is immers overal in dit land even mooi en we moesten met pijnlijke verbazing van onszelf constateren, hoe volslagen we van alpinistische ambities verstoken zijn. Het Schutzhaus, hoog bij de top, slaan we dagelijks uit de verte gade - mannelijke en vrouwelijke kerels, terug van de uitstap, rapporteren eenstemmig, dat de melk op de almen naar dauw en naar bloemen smaakt - maar de biefstuk in het Schutzhaus is taai. We behoeven er dus niet eens de malse biefstuk te gaan zoeken, die hier inderdaad maar