Ja, er is hier veel moois en goeds en liefs, maar er is ook ‘something rotten’. Tirol voelt zeer sterk anti-joods en kan het niet tonen, want goeddeels leeft het van de joden. De rijke joodse families uit Wenen en München, uit Frankfurt en uit Berlijn komen er 's zomers hun geld verteren. Zij zijn gast, ze zijn klant, ze brengen de welvaart, men kan ze niet openlijk beledigen. Dus doet men het in het geniep...
Merkwaardig is het hoe de indruk der dingen door hun bedoeling wordt bepaald! Reeds menigmaal ondervond ik het, en ik heb het nu weer duidelijk bevestigd gezien. Ik bedoel zo: als ik vroeger een meisje zag met een gouden of zilveren swastika aan een kettinkje om haar hals, dan deed die figuur mij aangenaam aan. Want ik wist immers: ze bedoelt het als teken van goede gezindheid en van geluk, er was iets lieflijks en zachtzinnigs - misschien voor anderen iets weeks en dwepends, maar althans nooit iets boosaardigs in de swastika.
Nu echter is het mij overkomen dat ik midden in het bos, in de leuning van een bank, of op een wegwijzer, of in een prachtige boomstam het teken vond ingesneden, soms tot drie, vier naast elkaar. En ik zou u niet kunnen zeggen hoe boosaardig en vals het dan plotseling aandoet, als een klein giftig beest, als een spin, met vier venijnig gekromde klauwtjes. Nauwelijks te geloven dat ditzelfde teken ten onzent aan gouden kettinkjes om onschuldige blanke meisjeshalsjes hangt!
Het doet zo nijdig, en vooral zo geniepig doet het aan.
Frau Lona gaat er onder gebukt. Ze is een Weense, ze is jodin, ze is héél heftig en héél zachtzinnig, ze is lang niet dom, en ze zegt de zotste dingen. Ze zou met elkeen in vrede willen leven, de haat die ze om zich voelt, doet haar lijden, maar nu de anderen haten, nu haat zij óók, vurig en fel. De gerant van het