rechts, dan zou het er veel later morgen en veel vroeger avond zijn, en dan was het nooit een hogeluchtkuuroord geworden, met een kurhaus en een sanatorium en tennisbanen en een Wener kapel en elegante dames in negatieve jurken met uitgebleekte haren en geverfde snoeten. Omdat het echter precies tegenover dat gelukshoekje ligt, kan het op al die heerlijkheden bogen, kan het trots en fier - en naar waarheid, wil ik hopen! - een even groot aantal zonneschijnuren adverteren, annonceren, afficheren als Sint Moritz hoogsteigenzelf!
Vergeet ook niet de nabijheid van de grote stad, die allergenoeglijkste afwisseling voor druilerige dagen.
Mij trekt vooral het ongegeneerde van Innsbruck aan, het is zo'n lustige, vrije toeristenstad, de mensen lopen er zo gemoedelijk in hun oudste en makkelijkste plunje over straat en eten perziken uit papieren zakken.
Nu ik dit schrijf moet ik ineens denken aan een winteravond van verleden jaar. Ik hield ergens in de provincie een ‘lezing’ en had juist het woord genomen, toen een dame binnenkwam, haastig, want immers te laat. Op zichzelf, helaas, niets bijzonders, maar haar binnenkomen bracht een lichte opschudding teweeg.
En waarom? Die dame droeg haar witte zijden blouse in en niet boven haar grijze rok. Geen sterveling - van de vrouwelijke helft althans - die in dat ogenblik enige aandacht voor de spreekster of het gesprokene meer had.
Hun raad ik aan naar Innsbruck te gaan. Hier miegelt het,'s zomers tenminste, van blouses in rokken, van hoedjes op toetjes, matelotjes, kapotjes en jacquetjes uit het jaar nul. Niemand die er naar kijkt. O, ik erken het, mooi zijn ze niet, de dikke Duitse moekes, maar ze hebben zo'n plezier en ze zien er zo aartsgenoeglijk uit.