reerd en nu is het weer mis. En de zolderlamp hangt veel te ver van mijn bed...
Het is hier ook letterlijk altijd wat met het licht. Soms wil het niet aan, een enkele maal wil het niet uit, dan werkt de schakelaar niet of een schroef is dol. We pruttelen, wat hebben ze toch eigenlijk in dit land voor monteurs? Ja, inderdaad, wat hebben ze hier voor monteurs?! Ik ben er achter gekomen en ik wil het u vertellen.
Het is dan nu geen avond meer, het is zondagmiddag, het is een echte Tiroler zondag, dat wil zeggen: muziek van de morgen af tot de avond toe. Citers en gitaren voeren de boventoon, maar ook harpen en violen hoort men waar men gaat. Omdat het maar een eenvoudige boerenbedoening is in ons hotel, komt er de dagjesmens in ‘Gartenschank’ en gelagkamer zijn boterham eten, met een kannetje frisse, rode Tiroler wijn.
Strijkje noch jazzband zijn we hier rijk, maar daar, tussen burgers en boeren, zitten drie reizende muzikanten met hun kannetjes rode wijn.
De eerste is een oud, krombenig kereltje, hij speelt de harp.
De tweede is een pezige, magere, geestige jonge kerel, die jodelt dat het een lust is.
De derde, de derde...
Er is een grens aan elke conventie, ook aan de strengste. Hier is de grens bereikt! Strenge conventie zegt dat een man vrijelijk mag kijken naar een aardige vrouw, maar dat een vrouw hoogstens verholen mag kijken naar een aardige man. Ik wil mij niet verdiepen in de neteligheden van de ‘dubbele moraal’, ik wil alleen zeggen: hier houdt de conventie op. Want dit is ‘geen aardige man’, dit is de Schoonheid geïncarneerd. Zeg Apollo, zeg Adonis, zeg Antinoüs, zeg wat u wilt,