| |
| |
| |
III.
Johan zat in z'n stil kantoor, waar niets anders geluid gaf dan de traag-tikkende klok. Aan de groote djatti schrijftafel zat hij, keek de stukken door, die betrekking hadden op allerlei strafzaakjes van Inlanders en Chineezen en maakte er kantteekeningen bij. Maar 't werk vlotte niet, hij kon er zijn gedachte niet bijhouden; landerig zat hij z'n pen te bekauwen, te luisteren met halve aandacht naar de geluiden - hol weerkaatst door witte muren en marmervloer - in de kamers naastaan, en door 't raamgat naar buiten te turen, waar de zon zengend brandde op den dorren, slordigen tuin.
Hij dacht aan Gerda, vermaakt en bezorgd tegelijk. Hij had nooit gedacht, dat ze gaan zou en waarachtig, daar had ze het toch doorgezet! Maar och, er zou wat van terecht komen! Als ze 't er een maand uithield, zou 't alleen zijn uit trots, en zonder dat 't haar een steek zou hebben geholpen, daar wou-die z'n pink wel onder verwedden.
En waarvoor moest het ook helpen? Die zenuwachtigheid, allemaal apekool immers. Ze maakten mekaar dol, die vrouwmenschen. Ze wouën haar uitstapje naar den overkant gehad hebben, dat was alles. En als ze
| |
| |
er dan waren, viel het ze natuurlijk tegen, dat wilden ze dan weer niet bekennen, en zoo vloog de rest er ook in, stuk voor stuk. 't Zou 'm eens benieuwen of Gerda veertien dagen wegbleef. Haar eerste brief kon vanavond komen, als ze tenminste dadelijk had geschreven. O, ze zou niet klagen, ze zou zich wel groothouden, maar tusschen de regels door zou hij opperbest te weten komen, hoe de vork precies in den steel zat. Hij zou ook wel eens willen weten, wat ze nog meer had vergeten behalve haar horloge, 't nieuwe spiritustoestel, haar toiletspiegel en een onmisbaar meubel van Kardoesje.... enfin, daar zou hij toch nooit achterkomen. 't Was om te lachen, maar wel kassian ook.... die ziel, hij zag haar al in wanhoop en tranen, als ze stuk voor stuk haar schatten missen zou.... Ze was in staat haar halve barang te hebben achtergelaten op de boot.... nee, daar zou Völcker wel voor zorgen, dat had-ie hem nadrukkelijk beloofd.... Maar in dat ‘Oriental’-hotel dan toch!
En al met al kostte die dwaze grap een handvol geld voor niemendal. Al hield ze het een maand uit, wat hij niet gelooven kon, dan nog, dàn zou ze pas zenuwachtig zijn. Dan kreeg je eerst recht het getob. Maar dan zou ze toch ook moeten erkennen, dat ze ongelijk had gehad, met haar koppige doorzetten, haar doorzetten enkel en alleen omdat iedereen naar Poeloe-Sirih ging. Dat was immers de heele kwestie! Die wijven hadden haar mal gemaakt.... 't Zou me een stelletje nuttelooze prullen zijn, dat ze zou meebrengen uit die prachtige Engelsche toko's vandaan, en alle kans had je dat ze haar eigen boeltje vergat daar boven op den berg. Dan kon je er naar fluiten. Ook
| |
| |
best mogelijk dat ze d'r geld verloor! Net iets voor haar. Hij had wel gezien, hoe benauwd of ze keek, toen ze daar ineens aan 't hoofd stond van tweehonderd dollars! Ze kon nogal omgaan met geld. Als hij daar aan dacht, hoe ze, als een kind-aan-'t-handje, ja letterlijk aan 't handje, met hem mee was gekomen naar de Oost toe. Hìj beschikte en regelde alles, hij gaf 't geld uit. Hoe zou zij 't nu ineens stellen! Ze wist letterlijk van geen links en rechts....
Ja, maar hij kon 't toch ook al héél slecht stellen zonder haar. Zij wist geen weg in de wereld, maar hij wist geen weg in de ‘goedang’. En die kokkie scheen wel watten voor hersens in d'r kersepit te hebben. Hè, als-ie nog aan dat getob van gisteravond dacht; toen hij toch voor een keertje thuis had willen eten, - de Torrini's waren goed en best, maar al dat gekoeter en al die schotels, hij voelde er niets voor - àlles had-ie 't stomme wijf moeten voorkauwen. En wat wist je nou als man van blikken en zakken en potten? Je knieën en je hoofd kon je stukstooten in die halfdonkere goedang, maar wat je hebben moest, dat vond je niet. En hoe leverde Gerda 'm dat toch, om uit die stomme loeris-van-'n-kokkie d'r handen nog fatsoenlijk eten te krijgen? Hij zag er geen kans toe, dat van gisteravond tenminste was zóó geweest, dat-ie met een leege maag naar bed had kunnen gaan, als-ie niet zoo wijs was geweest, in 't hotel nog eens te gaan eten. Maar och, die hotelkost, die gaf-ie óók cadeau! Hè, 'n mensch at toch maar nergens lekkerder dan thuis en met z'n vrouw aan tafel. Die Gerda, net een kind, dat moest en dat zou nou van huis en op reis. Weggegooid geld - ja, je kwam in Indië om te potten,
| |
| |
zeien ze dan! - en weggegooiden tijd en allebei een miserabel leven. Want je zou hèm niet wijsmaken dat zij daar nou schik had in d'r eentje. Hij zou vanavond den kaptein eens aan den haak zien te pikken, dan wist hij eens precies hoe ze zich gehouden had op reis. Zíj zou natuurlijk wel zorgen, dat ze de balans flatteerde!
Heer-in-den-hemel...., daar hadt je Torrini! Wat een haast.... en wat een gezicht! Nee, maar daar schrok-ie nou toch van, had trouwens niemand hooren komen.... Wat kregen ze noù? Zóó had-ie den ouden heer nog nooit in actie gezien.
‘Een telegram van je vrouw, net gekomen....’
‘Geld verloren,’ dacht Johan en overluid deed hij de vraag. Maar Mr. Torrini ontkende heftig.
‘No.... no....’ Hij moest maar meegaan naar 't kantoor, dan zou hij alles te weten komen.
Haastig zette Johan z'n hoed op en ging mee. 't Telegraafkantoor lag maar een paar minuten van z'n eigen. Snel liep Johan achter den driftig-dribbelenden monsieur Torrini aan en 't telegraafkantoor binnen. Een Engelsche ‘half-cast’ was juist gereed met 't opschrijven van het ingekomen telegram en reikte het Johan over. Het leek een heel verhaal....
Johan las en hij was niet zóó begaan met z'n arme vrouwtje of hij had moeite een luiden lach in te houden. Het phlegmatieke relaas van dien Poeloe-Sirihschen telegraaf-directeur zette hem de heele situatie zoo levendig voor de oogen! Daar was ineens op 't kantoor een dame komen binnen-vallen, ‘an European lady.... always crying and sobbing, cannot get a word out of her...!’ hij was alleen te weten gekomen dat ‘the servant is
| |
| |
crying and the baby is crying’ en dat Mr. Torrini haar vriend was.
Hij had haar wat laten drinken en een stoel gegeven, maar er was geen bedaren aan. Haar geld had ze niet verloren, daar had hij natuurlijk 't eerst naar gevraagd, maar toen had ze hem, voortdurend schreiend, een portefeuille met dollarnootjes laten kijken.... En of Mr. Torrini nu maar eens wou zeggen hoe of wat!
Terwijl Johan de uitvoerige depêche nog aan 't lezen was, was Mr. Torrini al hevig doende met het antwoord. Zijn oud, braaf hart stroomde over van medelijden met ‘la chère petite,’ die daar zoo eenzaam en bedrukt aan de overzijde van de breede Zeestraat zat.... en,
‘Cheer up, my dear!’ rikketikte het toestel....
‘Sein dat 'k haar halen kom....’ zei Johan, snel. En de oude heer knikte. Dat sprak immers vanzelf. Maar wat zou z'n vrouw ophooren! La pauvre petite! En goed, dat ze haar den raad hadden gegeven, van naar Mr. Turner te gaan, als er iets niet in den haak was.
Johan stond glimlachend toe te kijken, terwijl de oude heer met vuur en zonder bedenken maar zat te seinen. Toch wel curieus! Nu had Gerda, die daar een etmaal ver over de zee op een vreemd kantoor zat - want Mr. Turner had haar gezegd te wachten, tot Mr. Torrini haar man zou hebben gewaarschuwd - al tijding van hem....
En terwijl Torrini hem vertelde, wat hij allemaal had geseind, dat ze maar flink moest wezen en rustig blijven in 't hotel wachten op hem, - hij had maar gedaan of 't telegram van Johan kwam, en er ook z'n naam ondergeseind, dat was toch goed, niewaar? - en dat
| |
| |
ze maar wat moest gaan toeren met Kardoesje door de stad, en tegen den avond naar den plantentuin gaan en al zoo meer - pour l'égayer, vous savez?.... rikketikte opnieuw de sein-ontvanger.... en naarmate het antwoord van de overzijde inkwam, las Mr. Torrini het langzaam voor.... Madame was nu al wat bedaard.... ze was voornamelijk zoo nerveus geweest, omdat ze 't kantoor niet had kunnen vinden.... - hier trok de heer Torrini een hoe-is-'t-mogelijk gezicht, want hij wist het gebouw met een breeden gevel en een opschrift van kloeke letters in Broad-Street te liggen! -, ze was wel zesmaal Broad-Street op en neer gerend in haar rikshaw en die kerel die draafde maar.... draafde maar.... wist niets en verstond niets.... Uren lang had ze gereden.... straat in straat uit, in de hitte en 't stof, links zeggend als ze rechts en rechts zeggend als ze links bedoelde, totdat ze had zitten snikken in 't rijtuigje en iedereen naar haar had gekeken.... Ten laatste dan toch had ze 't kantoor ontdekt, zeker twaalfmaal was ze erlangs gereden en toen ze eenmaal binnen was, in veilige haven, toen waren haar zenuwen haar de baas geweest en was ze schreiend neergevallen op een bank. Nu was ze weer wat bedaard, had ze Mr. Turner alles uitgelegd en was teruggegaan naar het hotel.... Als er nog iets te seinen was, zou Mr. Turner 't haar wel laten bezorgen....
‘Poor child,’ zuchtte Mr. Torrini, bewogen. Het toestel zweeg, de stilte viel terug in 't warme kantoor. Buiten schreeuwde een kalkoensche haan, een snijdend, grel gekrijsch.
De heer Torrini zette z'n hoed op. Hij brandde
| |
| |
van verlangen om zijne goede huisvrouw met den rampzaligen afloop van de badreis der ‘chère petite voisine’ op de hoogte te stellen. In geen jaren hadden ze zoo iets emotioneerends beleefd!
‘Je gaat mee dejeuneeren!’
Johan stemde toe. Met den dribbelenden ouden heer naast zich, ging hij over den heeten, drukken passar naar diens huis toe.
Vanmiddag zou hij wel terugkomen op kantoor, om de zaken voor een paar dagen over te geven aan den oudsten klerk.
Morgenochtend vertrok de ‘Guinea’ weer naar Poeloe-Sirih, dan moest hij mee. Eigenlijk had ze wel verdiend voor straf alleen thuis te moeten komen, maar hij kon toch niet z'n eigen telegram - al was 't dan van monsieur Torrini - desavoueeren. Toch een last hoor, nou weer uit z'n werk en nóg eris een hand vol geld voor passage en daar in Poeloe-Sirih dan weer een paar dagen blijven....
En, och-héden, wat zou 't vrouwtje te klagen hebben! Op z'n vingers kon-ie 't narekenen....!
|
|