Vijf brieven aan Frans Coenen
(1970)–Carry van Bruggen– Auteursrechtelijk beschermd3Deze openhartige brief, waarin diverse kanten van Carry van Bruggens persoonlijkheid duidelijk naar voren komen, is geschreven op briefpapier van het Leesmuseum te Amsterdam.
[Amsterdam,] Maandag 12 Februari 12
Beste Frans, in een Zaterdagsche schemering een deeltje ‘Donatello’Ga naar voetnoot29 toegezonden te krijgen met vriendelijk verzoek daarover goud-eerlijk (deze versterking is bijna een motie van wantrouwen!) te zeggen wat de reproducties mij ‘deden’ en ‘zeiden’-, ziedaar eene Aufgabe [.] Ik heb getracht mij voor te stellen dat ik op | |
[pagina 23]
| |
[pagina 24]
| |
‘... die fijne, fiere dédaigneuse Georges...’
| |
[pagina 25]
| |
een Maandagmorgen - al dan niet spontaan - ten uwent gekomen, nauwelijks gezeten en van mijn opperkleed ontdaan, maar natuurlijk alreeds - verwachttet gij het anders? - in een druk en diepzinnig gesprek, nog niet gesterkt door Ulieder onvergetelijke koffie, van die al-te-wèl voorziene middentafel het een of andere illustre kunstwerk onder mijn neus geduwd kreeg met bovenomschreven verzoek. Weet gij nog, hoe ik Ulieden altijd min of meer aanstoot gaf, door al bladerend door te boomen (zeg niet dat er bij bladeren een boom hoort, want dan ben je net zoo flauw als ik) en aldus den indruk gaf van ongevoelig en onverschillig te zijn en dit toch niet was, daar ik in den onderstroom van mijn bewustzijn wel degelijk kleine verblijdende en ontroerende schokken ontving en verwerkte -, waarover ik echter uit een ietwat gecompliceerd gevoel liever niet sprak. Dit gevoel.., Amico mio, ik wil trachten het je uiteen te zetten. Ik zou al een geweldige kaffer moeten zijn als die fijne, fiere dédaigneuse Georges mij niets deed, als ik niet - stel dat ik ‘boomde’ - plotseling zweeg, zoo ik bladerend den Niccolo-buste ontmoette en dat kinderkopje tegenover pagina 64.Ga naar voetnoot31 Maar nu verder. Ik zou bij je kunnen zitten en je zoudt mij die dingen in handen geven en ik zou ‘goud-eerlijk’ getroffen zijn, het sterkst door de drie beelden die ik noemde, maar ik zou niet zeggen, dat het ‘mooi’, ‘prachtig’, ‘goddelijk’ [, ‘]verrukkelijk’ is en nog veel minder dat het ‘soepel’ en ‘expressief’ en al zoo meer is, en ik zou het boek niet een eind van mij afhouden en door mijn oogharen gluren en mijn oogen ten hemel slaan (iets waarvan ik, zooals je weet, principieel niet afkerig ben) noch zou ik zuchten en in diep gepeins verzinken. Ik heb dat tallooze menschen zien doen en zie het nog dagelijks, ik doe er niet aan mee, juist omdat ik goud-eerlijk ben. Als ik over een letterkundig kunstwerk mijn meening geef, dan voel ik mij daartoe gerechtigd, want ik heb niet alleen hartstocht en bezieling en geestdrift, ik heb ook gewisheid, gronden, argumenten moed en bereidwilligheid om die te verdedigen. En juist uit wat ik heb, weet ik wat ik mis. Niet alleen Donatello en de anderen vind ik te goed voor leuterpraatjes, maar ook mijzelf vind ik te goed. Ik zit nu vóór mij met dat kinderkopje, gisteravond toen ik in mijn bed lag zag ik den slanken Georges, maar ik weet zeker dat wat ik daarover zeggen kan, tallooze malen en ongetwijfeld met geestdrift en bezieling is gezegd en daarom zwijg ik; doch toen ik van de week plotseling ‘As you like it’ moest verweren tegen dwaze en domme praatjes toen wist ik zeker dat wat ik op dit oogenblik zeide mijn eigen vinding en eigendom was en mijn eigen geestdrift en mijn eigen vervoering en dat niets van | |
[pagina 26]
| |
wat ik toen zei op die wijze al was gezegd. Juist omdat ik dàt heb, neem ik voor mijzelf met minder geen genoegen en zwijg tegenover een kunst die mij vreemd is - zooals de toespraak van een Rus mij vreemd zou zijn omdat ik zijn taal niet ken, terwijl ik toch zijn oogen, stemklank en gebaar wel meen te verstaan - en geniet wat ik genieten kan: bescheiden. Als mijn vergelijking juist is, dat ik de taal niet versta, dat de materie mij den weg naar de idee verspert, dan volgt daaruit dat ik nog leeren kan, en als ik leeren kan dan wil ik ook leeren. Je kent mij nu genoeg om te gelooven dat ik voor geen enkel ding ter wereld onverschillig en ongevoelig ben, doch ik heb een afkeer van het slappe, het vooze, het goedkoope, onoprechte napraten, de gebaartjes, de intonaties - weet ik wat al - die men voor ontroeringen en meeningen uitgeeft. Ik heb de bewijzen hoe men zich op die wijze aan letterkundige kunst, en daaruit de aanwijzingen hoe men zich aan andere kunst vergrijpt, ik houd me gewaarschuwd. Als ik met je naar Florence ging -, maar ik ga niet met je naar Florence. Ik zal het heel prettig vinden als je me nog eens zoo een boekje wilt zenden, en als we heel-alleen zijn en ik voel me volkomen spontaan en ik weet zeker dat niet de suggestie van des grooten mans naam, noch van dien andere, groote namen: Christus, Johannes -,Ga naar voetnoot32 mij parten speelt - doch wie is in die dingen volkomen gewis, in een kunst, die niet geheel en al zijn eigendom is? - dan kan ik misschien een ander, innerlijk accent in betere woorden dan prachtig, mooi, en verrukkelijk naar buiten brengen. Je behoeft niet te twijfelen, noch aan mijn goeden wil, noch aan mijn vatbaarheid. Maar juist dat ik altijd goud-eerlijk uit mijzelf heb getuigd, dat heeft mij die oprechtheid, zekerheid en betrekkelijke kalmte gegeven, die de menschen wel eens met levenslust en blijmoedigheid verwarren. Zeg ik dat goed, dearest, en begrijp je wat ik meen? Ik kan mijn oogen sluiten en droomen dat ik heel ernstig en heel gezellig en heel rustig en heel dicht-bij je gezeten, met je tezamen deze en andere dingen bezien en bespreken zou, - dit aan jouw hand jouw paradijzen binnengaan lijkt mij een zeer zuivere en zeer groote vreugde. Maar waarom zal ik dat droomen? Uit je leven ben ik verstooten, wij hebben tezamen geen toekomst. We kunnen schrijven en ik kan hopen, omdat ik een idioot ben, en een idioot hoopt altijd, maar de zaak verandert er niet van. Het doet mij pijn, dat het op deze wijze moet zijn, en dat ik je alles moet schrijven en geen enkel ding oog-in-oog mag zeggen. Wat zijn brieven naast het heerlijke, levende, gesproken woord? Ik voel soms vlammen van verrukking, van geestdrift, van hartstocht uit mij slaan, en als ik het neerschrijf worden het zinnetjes, aardige zinnetjes, met omzichtigheid | |
[pagina 27]
| |
verzonden en met omzichtigheid ontvangen. Ik houd toch werkelijk zoo veel van je en je antwoordt mij dat 0 + 0 iets meer dan 0 is.Ga naar voetnoot33 Vergeef mij, ik verwijt je dat niet, ik wil niet onredelijk en onrechtvaardig zijn, en de zaak niet al te tragisch voorstellen. Doch ik wil je vragen, jij, die zoo veel hebt ‘bemind’ - steek uw hand in eigen boezem (indien zulks voor de zedelijkheidswetten nog toelaatbaar is) en zeg mij, als je mij een klein beetje had ‘bemind’, zou je dan niet door elke nul van het rekensommetje als door een venstertje een ‘zilten traan’ hebben zien blinken - hoe is 't ook weer: ‘poor little Carry cries’ - en zou je dan niet ietwat ànders hebben gereageerd, nu je.. buitenGa naar voetnoot34 bent? Doch, antwoordt [antwoord] je mij, dit is ‘het Leven’, dat zich immers - van ‘buiten’ gesproken - nog altijd afspeelt op het thema ‘die binnen binnen binnen binnen en die buiten bennen bennen buiten’. Con variazione. Dan buig ik mijn gekruld hoofd - ik moet weer noodig naar den kapper, maar ik vind geen tijd door al mijn brieven - en antwoord: Ich grolle nicht... Neen Frans, ik wil je niet bedroeven, laat mij maar even sputteren, dat lucht mij op, [wees] maar gerust, ik sla mij overal wel doorheen, als een man. Ik kan mij voorstellen dat je het niets prettig zou vinden te denken dat ik nu als een geknakte bieze door dit leven waar. No question about, hoor! Ik heb het heel druk, van alles opgezet. Jammerlijk veel hoofdpijn nog altijd, dat schijnt in de zenuwen van mijn oogen te zitten, ik moet naar mijn schoonzuster,Ga naar voetnoot35 die zal mij misschien naar een oogarts sturen, het is een kwestie van te veel gewerkt en gesproken en te weinig gerust en geslapen te hebben. Ik wil trachten deze verhouding om te keeren. Maar zie je, er is zoo veel. De kinderen zijn lief en leuk, maar heel druk, het is brengen en halen, vertellen, spelen, scheidsrechter zijn en daarbij nog het gewone doen, en dan de komedie, zoodat ik de late avonden alleen om te werken en de nachten om te denken overhoud. Zie je, nu heb ik zooeven wel erg gefoeterd, maar intusschen vind ik het heerlijk je te schrijven en er is geen enkel ding dat ik bedenk of droom of ik denk er dadelijk achter ‘dat moet ik Frans schrijven’. Je weet toch wel dat ze magnetisme noemen het door de attractie van de magneet naar éénzelfde richting keeren van alle moleculen van het stuk ijzer, die tevoren in alle richtingen dooreenlagen. Zoo liggen al de moleculen van mijn Ziel - wat klinkt dat Larensch!Ga naar voetnoot36 - naar de richting Parkweg en vandaar is ‘de route van den stoet’: Jan Luykenstraat - Leidscheplein - Leidschestraat - Heerengracht (oneven nummers!)...Ga naar voetnoot37 Doch nu zit ik hier op 't Lees- | |
[pagina 28]
| |
Eduard Verkade en Enny Vrede in ‘Een dokters dilemma’ van G.B. Shaw op 8 november 1913
| |
[pagina 29]
| |
museum en staat de boel op een wonderbaarlijke wijze op zijn kop.Ga naar voetnoot38 In onze bakvisschenjaren leerden we elkaar, dat je tegen jongens en mannen ‘heel koel’ moest zijn, want dan werden zij juist ‘lekker verliefd’. Het is eigenlijk wel waar ook, is het niet, en we hadden het misschien in onze wijsheid heelemaal niet mis. En daar je nu toch óók tot de ‘jongens en mannen’ hoort, ben ik soms wel eens een beetje bang, dat je minder om mij zult geven, naarmate ik meer toon dat ik zoo veel om jou geef. Vind je dat kinderachtig? Ik heb in mijn leven een heleboel ‘jongens en mannen’ en canaille behandeld, niet om ze ‘lekker verliefd’ te maken, maar omdat ik ze erg als canaille voelde. Doch ik vind het uiten van vereering en genegenheid zóó heerlijk, dat het mij onmogelijk is, mijzelf uit berekening hierin te kort te doen.Ga naar voetnoot39 Die drang om te vereeren is misschien het mannelijke in mij en als dit zich keeren mag naar wat jij vrouwelijk in je hebt dan is het voor ons beiden goed. Hoe dwaas het ook klinken mag, ik voel zelfs een drang om je te beschermen - zooals een schildknaap zijn ridder beschermt, maar een schildknaap is toch óók van een ridderlijken aard, nietwaar? - om vóór je te gaan staan en je leed te besparen. Daarom wil ik ook niet dat je denkt dat ik tob, want ik vleie mij, dat je dit leed zou doen. Hollanders zijn echte filisters, ook de zoogenaamd fatsoenlijke. Ik denk, van schildknaap gesproken, ineens aan een aardig meisje dat ik verleden jaar ontmoette.Ga naar voetnoot40 Soms, als een vrouw heel aardig is, voel ik een zekere jongensachtige neiging haar het hof te maken, dit heeft niets met Lesbische theorieen en nog minder met Lesbische praktijken te maken. Dit meisje was in het zwart gekleed, had iets voornaams, de hooghartige reserve, die mij wel eens imponeert, of liever aantrekt, omdat ik ze, in dien vorm, zelf niet heb. Wij waren met meer meisjes, babbelden en pelden hazelnoten. Ik bediende het meisje in 't zwart, bracht haar een kopje thee, kraakte haar noten en zoo meer, zoo wat overdreven page-achtig, omdat ik dat een aardig spelletje vond. Op een gegeven oogenblik vroeg ik haar, of ze het niet leuk vond zoo te worden bediend. ‘O ja’ zei dezelve, ‘maar ik ben het van kind af gewoon’. Ze gewaagde met die woorden blijkbaar van de knechten en de maagden in haar vaders huis. ‘De ontnuchterde page’ weerhield niet zonder moeite een hartgrondig ‘stik’ [,] nam jasje en hoedje en wandelde weg, en begreep voortaan hoe heilzaam de wet is die het dragen van wapenen een verboden genoegen heet. Met Lientje VerkadeGa naar voetnoot41 heb ik ook dat spelletje gespeeld, maar het was heel aardig, want Lientje is wel niet buitengemeen | |
[pagina 30]
| |
intelligent, maar ze is wel fijn en gevoelig genoeg om die dingen te begrijpen zooals ze zijn. Dat we elkaar kusten, bij voorkeur in gezelschap van onze echtelieden Eduard en Kees, was meer om gezegde echtelieden te ergeren dan omdat het ons zoo veel genoegen deed. Ik heb haar ééns op haar mond gekust, uit nieuwsgierigheid, maar het was niet zoo heel prettig. Het zou beter aan jou besteed zijn geweest, ik geloof dat ik akelig normaal ben. Doch ik hou echt van Lientje, dat voel ik, nu ze weg is[;]Ga naar voetnoot42 ze is zoo lief en zoo kinderlijk en zoo argeloos in haar verkwistingen en onnadenkendheden. Ze kon soms zoo grappig loopen tobben, omdat ze geen rijpaard meer had, en daar was toch niets parvenuachtigs in. Mijn Kunst aan het Volk-speechGa naar voetnoot43 is wel zoo goed als klaar. Ik heb hoop, dat het onderhoudend is; zoodra ik 't panklaar heb, krijg je 't op je dak. Zullen we nu eens een avond vaststellen? Het kan mij niet schelen wanneer precies, ik zou denken, de eerste helft van Maart en dan b.v. een Zaterdag. De tweede Zaterdag of zoo.Ga naar voetnoot44 Praat er maar eens over met Mijnssen b.v. Zaterdag was Thijsje WiessingGa naar voetnoot45 hier geweest, toen bracht ik hem thuis en heb ik even met Wiessing zitten praten. Het is zoo grappig, dat hij mij altijd als ik hem zie, over jou spreekt, hij heeft een groote genegenheid voor je,Ga naar voetnoot46 ik vind het heel prettig over je te spreken, maar ik ben zoo bang, dat ik mij te veel laat gaan, wat op zichzelf weer zoo heel aantrekkelijk is, vooral omdat ik hier thuis wel vaak en openhartig, maar toch niet geheel en al zooals het is over je spreken kan. Ik bedoel niet, dat ik Wiessing vertel, wat ik liever niet wil dat hij weten zal, maar wèl, dat ik hem uit de wijze waarop ik mij laat gaan te raden geef, wat hem toch eigenlijk - en niemand trouwens - niet aangaat. Maar het eerste wat hij zei, toen ik binnenkwam was ‘Coenen vindt je boek zoo goed,’Ga naar voetnoot47 en hij vertelde mij dat hij je den vorigen dag nog gesproken had. Toen hoorde ik ook, dat je buiten was. Het grappige is, zoodra zijn vrouwGa naar voetnoot48 binnenkwam, kroop ik als vanzelf in mijn schulp en had niet de minste moeite meer, gewoon te zijn. Zal ik je Woensdag zien? Ik ben met mijn echtvriend Kees, doch als ik je maar even spreek, vind ik het al prettig. En wat ik je straks vragen wou is dit. Schrijf mij eens eerlijk, hoe ver ik ben met mijn bakvisschenwijsheid en of mannen - ook de besten onder hen - werkelijk al dan niet over de noodzakelijkheid min | |
[pagina 31]
| |
of meer ‘en canaille’ behandeld te worden, heen zijn, en of je wel zeker weet dat je niet meer om mij geven zou als ik voorgaf minder om jou te geven, en of menschen elkaar heusch met deze dingen beheerschen en bedwingen. Ik wil dat alles graag weten van een man uit, die geen ‘gewone man’ is. Arthur van Schendel zei mij eens dat het ‘allemaal van de vrouw, afhing’[,] maar dat vond ik een oppervlakkig antwoord. Doch verbeeld je nu eens: ik ga een kinderboek schrijven.Ga naar voetnoot49 Zie je, ik moet voor Mop natuurlijk heel veel verhaaltjes vertellen, die improviseer ik altijd; en nu verleden week Vrijdag [,] juist een week na het sleedjesdrama [,] liepen we in 't park, het was zulk verrukkelijk weer en Mops wou plotseling weten waar de sneeuw allemaal was heengegaan, zoo kwamen we op een grappige waterdruppelgeschiedenis en ik kreeg een vermakelijke inval: een conflict tusschen een oude heer en een waterdruppel, die elkaar in allerlei gedaanten en situaties overal op de wereld ontmoeten en het leven lastig maken. Het kan heel grappig zijn, ik schrijf het vast op en zie dat ik het Rie CramerGa naar voetnoot50 te illustreeren geef. En voor de amoureuze vertellingen krijg ik ook goede invallen in lucide oogenblikken. De toon wordt een beetje wrang-geestig, als ik het zoo krijgen kan, oogenschijnlijk niet-serieus en toch wel diep. Ik wil je - onze - verzameling van dwaze spitsvondigheden verrijken met een die ik mij nog van den heer SchartenGa naar voetnoot51 herinner. Die meneer-z'n-stijl doet me vaak aan een kip-op-hooge-pooten denken. Jou ook? Nu, je weet dat boekje van Kollewijn ‘Een bui’Ga naar voetnoot52 - ja, pas maar op voor die heer, die argumenten heeft en wij hebben er géén - geen één en geen enkel, dan dat we leelikGa naar voetnoot53 zoo leelijk vinden -, toen antwoorddeGa naar voetnoot54 Sch. [= Scharten] daarop en schreef dat je - hij dan altijd - nog zooveel letters hoorde, die je niet meer schreef. Zoo hoorde hij in de woorden thans en althans (‘woorden van fijn-veerende en licht-gereserveerde voornaamheid’, o, ik lees duizendmaal liever van de twee dames, Louise | |
[pagina 32]
| |
en Jenny genaamd, even oud en toevallig op denzelfden dag jarig)Ga naar voetnoot55 wel degelijk de letters d [hoorde]. Ik schreef toen in de O.H.C.Ga naar voetnoot56 (die ik later wilde opdiepen teneinde je echtvriendin te beduiden, dat ik mijn mond niet houd voor de gros-bonnets van de Hollandsche litteratuur, maar niet had bewaard daar ik niet vermoedde dat dit bewijs ooit noodig zou zijn) dat de heer Scharten wel meer dingen zei die de moeite niet waard waren om er het stilzwijgen voor te verbreken en dat ik een versje kende, ‘maar thans kwam een gans’, en dat je precies evenveel een d in gans als in thans hoort, nademaal dit in onze spraakorganen (lans, krans enz.) ligt en niet in 's heeren Schartens fijn-veerende ooren. Vind je die d niet mooi? Sommige anti-Kollewijnianen hooren een sch in menschelijk, maar niet in prinselijk. Ja, je zou heuschelijk denken dat het waar was. Ik weet nog best, toen ik pas ging schrijven, dat ik haast niet durfde schrijven, want de ismen-critiek bloeide toen hoog op en ik klappertandde van eerbied voor zooveel geleerdheid en vreesde dat ik nooit iets zou kunnen voortbrengen dat ook maar bij benadering sensitivistisch of synthetisch of heroïsch-individualistisch was of zoo. Het is echt waar. Ik heb er later menigmaal om gelachen, maar ik was nog heel jong en zat in Indië,Ga naar voetnoot57 dagreizen uit Hollands roem vandaan. Maar in ernst, wat hebben ze ons verknoeid, al die menschen, die maar niet ‘gewoon’ wilden zijn. Enfin, ik sla er mij wel door en wil maar denken dat ik mijn generale repetities in het publiek heb gehouden en nu het eerste bedrijf geef van een beter spel dan ik gedacht had te beleven.Ga naar voetnoot58 En jij voelt je beschaamd, als ik van dankbaarheid gewaag? En noemt jezelf een onschuldige oorzaak. Oorzaak, soit, maar ben je heusch wel zoo heel onschuldig? Je zou vandaag schrijven beloofde je, ik krijg dus vanavond of morgenvroeg een brief. Leuk! Daar vallen me ineens een troep dingen in, die ik nog had moeten schrijven. Maar dit epistel gaat nu toch toe en weg. Addio! alles liefs van je
Carry |
|