Vijf brieven aan Frans Coenen
(1970)–Carry van Bruggen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |
2Blijkens deze en de volgende brief hebben Carry van Bruggen en Frans Coenen, tussen wie inmiddels zeer nauwe banden waren ontstaan, gedurende enige tijd moeten afzien van persoonlijke ontmoetingen, waarschijnlijk vooral wegens de houding van Coenens echtgenote. Het begin van deze brief, die een beeld geeft van het dagelijks leven van Carry van Bruggen uit die tijd, bevat enkele zinspelingen die niet geheel opgehelderd kunnen worden.
[Amsterdam], 20 Jan. '12
Amico mio, sta mij toe, je bij wijze van vroegpreek - want ik zie je wel aan voor iemand, die de morgenkerk verslaapt!Ga naar voetnoot4 - dit ‘pastoraal onderonsje’ te zenden onder de tekst ‘Hoe komt de trots in een varken?’, tot je stichting en vermaak, gelijk wij er ons mee hebben gesticht en vermaakt. Amen. Ik had erover gedacht, dezen ‘Christen’ op 's Lands kosten zijn huid eens vol te schelden - want het bloed kruipt toch maar waar 't niet gaan kan - doch bij nader inzien geloof ik dat ik het maar bij een Meibowl zal laten en beloften van beterschap, als ik door toedoen van den waardeerenden dominee (de ratio van dit vonnis is je reine gemoed) een herdrukje beleef. En waarom zou ik er geen hoofdstuk inlasschen met een zendeling (een gelaschte zendeling is wel aardig) en ‘zulks’ tegen een billijke finantieele tegemoetkoming natuurlijk, onder de zinspreuk ‘Gij Joden, bekeert u’?Ga naar voetnoot5 Ik ben door mijn medische schoonzusterGa naar voetnoot6 tot 14 dagen lummelens verwezen, doch ik merk alreeds dat je een geboren lummel moet zijn om met zwier en succes te kunnen lummelen. En dan moet ik verder dagelijks wandelen [,] in aangenaam gezelschap liefst. Bezin je eens goed, old boy, sta jij misschien ook niet onder een dergelijk servituut? Ach, als ik aan de boorden van den Amstel denk en aan den Kalfjeslaan, waar het 's winters ook heerlijk is en aan een stijve drie-uurs of zes-uurs (wat let me!) wandeling en.. aangenaam gezelschap, hemel en aarde omver en het menschdom in de goot redeneerend, dan is het mij of ik ergens een vlag zie wapperen. Maar wat geeft het? Troosten wij ons met den apostel Gerrit. Slechts dit eene: ondergeteekende is bij voortduring beschikbaar voor den Amstel en den Kalfjeslaan en ongelimiteerde tochten in marschtempo en never mind waarheen[.] Dit is dan de practijk van deze sloome zinsnede ‘ik kan je wel missen’. La blague ne coûte rien. En toch is het zoo. Het is heel prettig dat ik je schrijven kan, maar is het inderdaad absolutely safe? Ik zou niet willen, dat er nieuw | |
[pagina 19]
| |
[pagina 20]
| |
gehaspel van kwam.Ga naar voetnoot7 Ach God, dat ik het aan mezelf heb moeten beleven, iemand ‘miezerig’ te maken! Doch laat ik er niet verder op ingaan, jij kon niet anders doen, maar het leven, die komedie, is op zichzelf toch wel walgelijk onbillijk. Later kan ik over dit alles misschien denken en schrijven zonder bitterheid, nu nog niet. Verbeeld je, gisteravond stond Arthur van Schendel ineens voor m'n neus.Ga naar voetnoot8 Ik zeg ‘heb jullie daar in Domburg geen kapper? [”] “Nee” zeit-ie, [”] wel een dronken schoenmaker.’ Dit helderde veel op. Hij had nog zijn pijp en zijn raadselachtige glimlach. We hebben geboomd ten overstaan van mijn vriend ZoethoutGa naar voetnoot9 en KeesGa naar voetnoot10 vergat om mij op te halen en ik had natuurlijk geen sleutel bij mij en daar stond ik in 't holle van den nacht op den stoep en onze oude getrouwe sliep in de hanebalken als een marmot en ik belde als een gek en hoorde MopjeGa naar voetnoot11 boven schreeuwen. Het was haast een Poe-situatie. Had 't langer geduurd, ik had het bestorven, dans l'état où je suis. Vandaag de gansche dag met de jongenGa naar voetnoot12 op het ijs gezwabberd. Mops vanmorgen ‘ik heb Frans en Loekie gezien’.Ga naar voetnoot13 Heb je haar gezien met de klas? Ze vond 't bepaald heel gewichtig. Het is zoo raar, dat ik het boekGa naar voetnoot14 niet meer heb, toch werk ik er voortdurend nog aan. Ik geloof, dat het tweede deel heel goed is geworden, met curieuze kleine stukjes. Luister 'ns, amico, is Tersteeg nog bij je geweest voor de Javabode?Ga naar voetnoot15 Hij sprak er nog over. Ik zeg ‘als je niet wilt, dat je krant op de flesch gaat, doe 't dan.’ Interesseert het je, dat het ons aller vriend EduardGa naar voetnoot16 zeer goed gaat in Indië. De G.G. is in de komedie geweestGa naar voetnoot17 en de kranten hebben (ongeloofelijk stomme) | |
[pagina 21]
| |
maar zeer waardeerende kritieken. Mejuffrouw Mien Schuilenburg,Ga naar voetnoot18 alias Helen Desmond is echter op den loop, ik geloof dat ik wel weet waarom, in verband met de passagierslijst van den ‘Prinz Ludwig’. Nu heeft ‘mea culpa’ een telegram gekregen om een andere juffrouwGa naar voetnoot19 als ijlgoed op te zenden. Dat had hij MijnssenGa naar voetnoot20 toch maar liever moeten vragen. Misschien zie ik je vanavond in de komedie.Ga naar voetnoot21 Zit ik niet echt te zagen als iemand die vrijen tijd te veel heeft? Ik ga maar weer aan m'n Italiaansch, ik heb immers nog altijd Michel Angelo van je. Ik kom het je wel eens terugbrengen over een paar maanden! Want eerder heb ik het zeker niet uit. Herinner je je, dat ik om het renaissance boekGa naar voetnoot22 bij je kwam? Toen zou ik immers een historisch-Joodsch verhaal gaan schrijven. De ‘intrigue’ had ik al, maar ik zag de kleur niet. Ik geloof dat ik er in groei.Ga naar voetnoot23 Ook heb ik, al schrijvende, nog drie kleine ‘amoureuze vertellingen’ bedacht. Misschien schrijf ik ze ook wel.Ga naar voetnoot24 Stel je een zijden zakdoek voor, zoo een roomkleurige, groote, soepele, niet geparfumeerd, maar welriekend, die je tusschen je handen beweegt, terwijl je zit te spreken - b.v. over monisme of de onsterfelijkheid der ziel - totdat je ten leste een aangenaam gevoel hebt tot in je teenen en het monisme plus de o.d.z. [= onsterfelijkheid der ziel] je niet meer schelen kunnen. In dien toonaard moet het worden. Als mijn lummeldagen om zijn, ga ik weer aan den slag. Geef me geen goeden raad om nog langer te rusten, bitte, want dat kan ik toch niet. Nu ik aan dat boek van SöderhjelmGa naar voetnoot25 denk, herinner ik me precies den dag, dat ik het haalde. Het was in de bibliotheek, ik bleef maar even en je vertelde mij, | |
[pagina 22]
| |
dat je een ‘passielooze lelie’ waart! Dat weet ik nog heel goed. Toen ik weg ging, dacht ik ‘wat zei hij dat grappig’. Voilà. Veel genoegen met het ‘pastoraal onderonsje’, en alles liefs van,
tt Carry
Zoo juist je briefje ontvangen. Ben je heusch ziek geweest? poor boy! Wandelen is goed, dat hardt, dan wordt [word] je niet verkouden. Addio, ik zal je de schriften zenden, zoo gauw ik iets hoor en 't terug vragen kan.Ga naar voetnoot26 Van drukken nog geen sprake. Ook dáár zit de heer De Meester mij in 't vaarwater met den roman, dien hij in de W.B. gaat uitgeven.Ga naar voetnoot27 Op z'n vroegst November. Ik zal stille wegen [Stille wegen]Ga naar voetnoot28 lezen en je schrijven hoe ik 't vind. |
|